‘Met tweetalige kinderen is iets interessants aan de hand: het blijkt dat deze kinderen effectiever communiceren dan hun eentalige leeftijdgenoten. Ze maken beter gebruik van non-verbale informatie, zoals gebaren en intonatie, en zijn zich meer bewust van de kennis en bedoelingen van hun gesprekspartner. Hoe dat komt, is nog onbekend. In mijn Vidi-project, dat binnenkort van start gaat, ga ik dit onderzoeken.
Tot nu toe zijn op dit gebied vooral nogal gekunstelde experimenten gedaan in het lab, die ver afstaan van de werkelijkheid. Ik wil gaan uitzoeken of dezelfde resultaten te vinden zijn in natuurlijke situaties, zoals bij meertalige gezinnen aan de eettafel. Daarnaast ga ik onderzoeken of deze kinderen ook beter zijn in figuurlijk taalgebruik, zoals ironie en leugentjes om bestwil. Ik wil ook graag weten bij welke tweetalige kinderen de voorsprong op het gebied van effectief communiceren voorkomt: is dat alleen bij specifieke groepen? Daarbij ga ik kijken naar kinderen uit alle lagen van de bevolking, van hoger en lager opgeleide ouders, met en zonder migratie-achtergrond.’
‘Ook over de effecten van tweetalig aanbod in de kinderopvang is nog veel onbekend. Op dit moment is het in Nederland nog niet wettelijk toegestaan om kinderopvang aan te bieden in een andere taal dan het Nederlands, maar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil kijken of dat beleid verruimd kan worden. Vanwege een regeling voor expats zijn er wel al kinderdagverblijven die de opvang deels in het Engels aanbieden.
Meertaligheid zit vaak nog een beetje in de probleemsfeer, terwijl het ook een enorme rijkdom is.
In project MIND (Meertaligheid in Dagopvang) onderzoek ik samen met mijn collega’s wat voor effecten deze meertalige opvang heeft op de taalontwikkeling van jonge kinderen. In een overzichtsstudie hebben we eerst al het bestaande onderzoek naast elkaar gelegd. Kinderen blijken zeker wel iets op te pikken van die tweede taal, ook als dat een taal is die niet in hun gezin gesproken wordt. Ook heeft de tweetaligheid geen negatief effect op hun beheersing van de thuistaal. Onze eigen onderzoeksresultaten wijzen tot nu toe in dezelfde richting, maar er is nog meer onderzoek nodig.’
‘Pedagogisch medewerkers in de kinderopvang hebben behoefte aan meer kennis op het gebied van meertaligheid. Ze missen dit in hun opleiding en weten daardoor vaak niet goed hoe ze met meertaligheid kunnen omgaan, en kunnen ouders er ook niet goed in adviseren. Daarom gaan we voor de kinderopvang de ‘toolbox meertaligheid’ ontwikkelen, een digitale omgeving met informatie, materialen en praktische tips op het gebied van meertalig opgroeien.
Meertaligheid zit vaak nog een beetje in de probleemsfeer, terwijl het ook een enorme rijkdom is. Bovendien is meertaligheid heel normaal; wereldwijd zijn de meeste mensen meertalig. Wij willen ervoor zorgen dat medewerkers in de opvang positiever gaan kijken naar meertaligheid – ook als er talen worden gesproken met wat minder prestige dan bijvoorbeeld het Engels – en dat ze tegelijkertijd beter leren herkennen wanneer er op dit gebied wél iets met een kind aan de hand is.’
‘Over meertaligheid bestaan nog altijd veel mythes. Een groot misverstand is bijvoorbeeld dat het voor kinderen met een migratieachtergrond goed zou zijn als hun ouders, die een andere moedertaal hebben, thuis Nederlands met ze spreken. Ouders van Turkse of Marokkaanse afkomst krijgen bijvoorbeeld nog weleens dat advies. Maar het is juist heel belangrijk dat ouders hun eigen moedertaal blijven spreken.
Als ouders thuis een taal spreken die ze niet helemaal machtig zijn, dreigt het gevaar dat kinderen geen van beide talen goed leren spreken.
Als ze thuis een taal spreken die ze niet helemaal machtig zijn, dreigt het gevaar dat kinderen geen van beide talen goed leren spreken, of dat de communicatie tussen ouders en kinderen beperkt wordt. Natuurlijk is het heel belangrijk dat kinderen niet met een grote taalachterstand aan het onderwijs beginnen; het vroeg organiseren van taalaanbod, bijvoorbeeld via voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en de bibliotheek, kan daarbij helpen.
Een andere hardnekkige mythe over meertaligheid is dat als je een kind tweetalig opvoedt, het belangrijk is dat de ene ouder altijd de ene taal spreekt en de andere ouder altijd de andere. Het is natuurlijk prima om het zo te doen, maar uit onderzoek blijkt dat dat helemaal niet nodig is. Om een taal goed te leren is het voor een kind vooral heel belangrijk dat er veel aanbod is in die taal. Over het algemeen geldt: hoe meer aanbod, hoe beter kinderen een taal leren. Of het gebruik van die taal aan een persoon gekoppeld is, blijkt niet uit te maken.’
‘Ik heb ooit voor de studie Taalwetenschap gekozen omdat ik iets met taal wilde, maar niet één taal wilde studeren – dat vond ik te smal. Ik houd van het nadenken over taal: hoe taal werkt, wat het ons biedt, waarom het bestaat. Tijdens mijn studie vond ik het vak tweedetaalverwerving meteen al erg interessant. Later ben ik met dat onderwerp verdergegaan, ik heb mijn proefschrift geschreven over tweedetaalverwerving bij inburgeraars. Daarna kwam ik als postdoc terecht op een project over taalontwikkeling bij kinderen, en uiteindelijk zijn die twee interesses – tweedetaalverwerving en kinderen – samengekomen in mijn onderzoek naar meertalige kinderen.’
Josje Verhagen is universitair hoofddocent en is verbonden aan het Amsterdam Center for Language and Communication. In november 2020 kende NWO haar een Vidi-subsidie toe voor haar project ‘Communiceren tweetalige kinderen beter?’. Daarnaast is Verhagen een van de onderzoekers van project MIND, dat loopt van 2018 tot 2022. Met hun Toolbox Meertaligheid wonnen de onderzoekers van MIND de populariseringsprijs van de Landelijke Onderzoekschool Taalwetenschap (LOT).