Jan Broekhuizen benoemd tot bijzonder hoogleraar Advocatuur
6 januari 2025
Broekhuizen studeerde rechten in Rotterdam en wijsbegeerte aan de UvA. Hij werkt inmiddels bij het Amsterdamse advocatenkantoor Kennedy Van der Laan, waar hij als advocaat gespecialiseerd is in financieel toezicht. De link met zijn leerstoel is niet ver weg: Broekhuizen duikt in de regulering van de advocatuur. ‘Het is een interessante tijd’, zegt hij daarover. Broekhuizen wijst als voorbeeld op het plan van voormalig minister voor Rechtsbescherming Weerwind om een nieuwe toezichthouder op te richten.
‘Ik kom uit de context van grotere advocatenkantoren. Daardoor breng ik ook een specifieke invalshoek mee. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA, red.) stelt regels voor de advocaat. Maar daarnaast heb je de kantoren waar de advocaten werken. Die moeten bijvoorbeeld ook voldoen aan anti-witwasregels.
‘Daar zou je best over kunnen nadenken. De strategie en organisatie van het kantoor is immers bepalend voor advocaten. Hoe een advocaat zijn klanten kiest, wordt mede bepaald door hoe een kantoor dat heeft ingeregeld. Als je nadenkt over toezicht, moet je ook nadenken over de eisen die je aan een kantoor stelt. Dat is wel een relevant thema.’
Door een aantal incidenten wordt er in de politiek opnieuw nagedacht over toezicht
‘Voormalig minister voor Rechtsbescherming Weerwind wilde het toezicht op de advocatuur vooral versterken. Het houden van toezicht is nu de taak van lokale dekens. Professionalisering vergt in dit geval wellicht centralisering. Zaken die aan het licht komen, kun je daardoor ook op landelijk niveau eenvormiger aanpakken. Door een aantal incidenten wordt er in de politiek opnieuw nagedacht over toezicht. Enkele jaren geleden is er bijvoorbeeld miljoenenfraude door een notaris ontdekt bij advocaten- en notariskantoor Pels Rijcken. Maar er leeft ook een algemeen idee dat er beter toezicht gehouden kan worden op hoe advocaten hun werk doen. Die ontwikkeling komt in de nasleep van hetzelfde idee in andere sectoren, zoals de bankensector na de kredietcrisis. Daar vindt een zekere kruisbestuiving plaats.’
‘Het is goed dat er beter toezicht komt. De oprichting van een centrale toezichthouder betekent dat bepaalde taken van dekens, zoals toezicht houden en mogelijk ook de behandeling van klachten, bij de landelijke toezichthouder belegd worden. Dan moet je wel opnieuw nadenken over de rol van lokale dekens in het systeem. Het is ook belangrijk dat de dekens en toezichthouders lokaal ingebed zijn, en dat ze herkenbaar en bereikbaar zijn voor lokale partners, zoals rechtbanken. Het is een nu een versnipperd stelsel dat opnieuw doordacht moet worden. Maar er zijn ook andere uitdagingen: de invloed die AI heeft op togaberoepen of vragen rond de maatschappelijke verantwoordelijkheid van advocaten. Moeten ze bijvoorbeeld in gesprek met cliënten die milieuverontreinigende activiteiten uitvoeren? De advocatuur ligt onder een vergrootglas. Er is denkwerk nodig over de institutionele structuur van de advocatuur én over de kernwaarden van het beroep. Vanuit mijn leerstoel hoop ik daar een bijdrage aan te leveren.’
‘De advocaat heeft als primaire kernwaarden partijdigheid, vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid. Dat klinkt abstract, maar deze waarden moeten in de praktijk steeds heel concreet worden ingevuld. En door concrete maatschappelijke ontwikkelingen zoals de opkomst van AI, kan die invulling in het geding komen. De universiteit is een plek om het denken daarover een plek te geven.’
‘De NOvA gaat de gedragsregels voor de advocatuur opnieuw bezien. Ik kan me voorstellen dat ik vanuit de leerstoel een bijdrage lever aan het denken over die herziening. Wellicht kom ik samen met collega’s binnen de UvA op ideeën over hoe AI een plaats kan krijgen in de rechtspraktijk. Het is een leerstoel die in ieder geval is bedoeld om het denken over de regulering van de advocatuur te bevorderen en een brug te slaan tussen de universiteit en de Nederlandse advocatuur. Dat is denk ik wat het werk ook leuk maakt.’