Een studiejaar bestaat uit vier periodes van acht weken en twee periodes van vier weken. In de blokken van acht weken volg je doorgaans twee vakken met hoorcolleges, werkcolleges en practica. Ieder jaar werk je in de periodes van vier weken aan een project waarin de vier richtingen van de informatiekunde samenkomen. Deze projecten doe je samen met je medestudenten onder begeleiding van een docent. Daarnaast volg je het hele jaar door het practicum Academische vaardigheden (jaar 1) of Oriëntatie en Reflectie (jaar 2). De meeste vakken worden afgesloten met één of meerdere toetsen, zoals een schriftelijk of mondeling tentamen, een werkstuk of een eindpresentatie.
Per week ben je ongeveer 40 uur met de studie bezig. Hiervan bestaat de helft uit contactonderwijs op het Science Park. De andere helft van de tijd gebruik je voor zelfstudie. Je doet al je werk op je eigen laptop, die je altijd bij je hebt. Je laptop moet aan een aantal minimumeisen voldoen.
Informatiekunde aan de UvA is onder te verdelen in vier richtingen: Data Science, Informatiesystemen, Mens-computer Interactie en Sociaal-technische systemen. Deze vier richtingen zijn de bouwstenen van je vakken. In ieder vak houd je bezig met een van deze richtingen of een combinatie ervan.
Met data science ontwikkel je processen en structuren waarmee je grote hoeveelheden data kunt verzamelen, opslaan en verwerken. Je leert de data te analyseren om waardevolle inzichten te krijgen en besluiten te ondersteunen. Het combineert statistiek en informatica om complexe problemen te begrijpen, op te lossen en voorspellingen te doen.
Hier leer je hoe je gestructureerde informatie en kennis, die door machines gelezen kan worden, verzamelt, verwerkt, opslaat en gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan databases of het semantische web. Je bestudeert ook wat informatie eigenlijk is voor mensen, hoe informatie wordt beheerd in organisaties en hoe deze wordt overgedragen via sociale netwerken.
In deze richting onderzoek je hoe een individu informatie of een technologisch systeem, zoals een computer of een applicatie, gebruikt. Met de vormgeving en visualisatie van je applicatie en informatie kun je mensen sturen om bepaald gedrag te vertonen. Denk bijvoorbeeld aan een smartwatch die je aanspoort om meer te bewegen of een website waar je gelijk de informatie vindt die je nodig hebt.
Vanuit een socio-technisch systeem perspectief bestudeer je grote groepen mensen en technologie. Je kijkt hoe mensen, organisaties en de samenleving omgaan met informatie, die eventueel datagedreven is. Je onderzoekt hoe ze omgaan met systemen en analyseert vraagstukken die zich op micro- en macroschaal voordoen. Bij het ontwerpen van een systeem houd je rekening met factoren als infrastructuur, technologie, procedures, beleid, maar ook met de mensen die het systeem gebruiken en erdoor beïnvloed worden.
Voorbeelden van het gebruik van socio-technologische systemen:
Mensen die in een dashboard het energieverbruik in hun huis in de gaten houden en hun gedrag daarop afstemmen.
Medewerkers van bedrijven die informatiesystemen gebruiken. Zo is Picnic op basis van data van hun klanten en kunstmatige intelligentie een model aan het trainen om te berekenen hoeveel bananen er wekelijks besteld moeten worden. Zo kunnen ze voedselverspilling tegen gaan.
In het eerste jaar maak je kennis met informatiewetenschappen in vak Keerpunten in de informatica. Dit vak volg je samen met studenten Informatica en Kunstmatige intelligentie. In het vak Wiskunde voor Informatiekunde leg je de basis voor de komende vakken en verdiep je je in probabiliteit, statistiek en informatietheorie. In de daaropvolgende vakken zet je je eerste stappen op het gebied van programmeren, netwerkorganisatie, interactie design en modelleren.
Met medestudenten ga je aan de slag met twee projecten waarin deze onderwerpen samenkomen. Het eerste project gaat over data-analyse en het tweede project over het visualiseren van informatie. In het Practicum Academische vaardigheden ontwikkel je vaardigheden zoals academisch schrijven en presenteren.
In het tweede jaar verdiep je je verder in technologie en mens. Je gaat aan de slag met vakken over databases, cognitie en perceptie en informatie en kennismanagement.
Ook in dit jaar werk je in twee projecten samen met je medestudenten. In het eerste semester werk je aan een project over datamanagement en beleid. In het tweede semester ontwerp je een systeem waarbij je de volledige ontwerpcyclus doorloopt. Van het bedenken van het idee, het prototype maken, het ontwikkelen van het systeem en het evalueren. Alle aspecten van de informatiekunde komen hier aan bod. In het practicum Oriëntatie en Reflectie maak je kennis met het beroepenveld.
In het derde jaar heb je volop keuzeruimte. Je kunt je hele eerste semester vullen met losse keuzevakken of je volgt een minor bij een andere opleiding. In het tweede semester volg je deze vakken naast het afstudeerproject: Data Science en Reflectie op de digitale cultuur.
Je sluit je bachelor af met een afstudeerproject. Daarin voer je zelfstandig een onderzoek uit waarbij je gebruik maakt van de vaardigheden die je in de voorgaande jaren geleerd hebt. Dit kan in een stage-opdracht bij een bedrijf of andere organisatie. Of je werkt mee bij een informatiekunde-onderzoeksgroep binnen de UvA. Na afronding van de bachelor Informatiekunde ontvang je het bachelordiploma en de titel Bachelor of Science (BSc).
Tijdens je studie sta je er niet alleen voor. Je krijgt in elke fase van je studie de persoonlijke begeleiding die past bij de specifieke vragen van dat moment.
Het eerste semester van het derde jaar bestaat uit vrije keuzeruimte (30 EC) die je helemaal zelf kunt invullen. Dit geeft je de kans om je kennis te verbreden of juist te verdiepen op een onderwerp waar je graag meer over wil leren. Ook kun je een stage doen van acht weken bij een bedrijf of andere organisatie. Maar je kunt deze tijd bijvoorbeeld ook gebruiken voor een uitwisseling naar het buitenland.
Misschien kun je en wil je al eerder in de opleiding extra uitdaging naast het reguliere programma. In dat geval kun je het honoursprogramma volgen. Als honoursstudent krijg je de mogelijkheid om je maximaal te ontwikkelen; je volgt een op maat gemaakt programma van extra vakken met een totale studielast van 30 EC (verspreid over drie jaar). Ook in dit geval kun je kiezen voor meer specialisatie of juist meer verbreding. Als je voor alle reguliere en extra vakken gemiddeld een 7 of hoger haalt, krijg je naast je bachelordiploma ook een honourscertificaat uitgereikt.
Vergeleken met de andere bachelors in de informatiewetenschappen richt Informatiekunde zich op het aanpakken van systemische problemen in plaats van op individuele onderdelen van de technologie binnen dat systeem.
Je bestudeert en gebruikt theorieën, inzichten en instrumenten uit de informatica en kunstmatige intelligentie. Maar vooral om problemen op te lossen en processen te verbeteren met gebruikers- en systeembewuste benaderingen.
Kortom, de bachelor Informatica gaat primair over de theorie en praktijk van computergebruik (het hoe). De bachelor Kunstmatige intelligentie richt zich over het algemeen op methoden om intelligent gedrag te bereiken bij goed gedefinieerde taken (het wat). De bachelor Informatiekunde past methoden en technieken toe en gebruikt deze om rekening te houden met menselijke en andere systemische dimensies (het waarom).
Je hoeft geen programmeerervaring te hebben om met de opleiding te kunnen beginnen. Dit leer je in het eerste jaar. Wel moet je het natuurlijk leuk vinden om te redeneren, abstraheren en probleemoplossend te werken.
Om goede modellen te kunnen bouwen, de uitkomsten te kunnen analyseren en om algoritmes te kunnen schrijven, gebruik je logica, algebra en statistiek. In het eerste jaar volg je het vak Wiskunde voor Informatiekunde. Daarna komt wiskunde in veel van je vakken terug.