
Een studiejaar bestaat uit vier periodes van acht weken en twee periodes van vier weken. In de blokken van acht weken volg je doorgaans twee vakken met hoorcolleges, werkcolleges en practica. Ieder jaar werk je in de periodes van vier weken aan een project waarin de vier richtingen van de informatiekunde samenkomen. Deze projecten doe je samen met je medestudenten onder begeleiding van een docent. Daarnaast volg je het hele jaar door het practicum Academische vaardigheden (jaar 1) of Oriëntatie en Reflectie (jaar 2). De meeste vakken worden afgesloten met één of meerdere toetsen, zoals een schriftelijk of mondeling tentamen, een werkstuk of een eindpresentatie.
Per week ben je ongeveer 40 uur met de studie bezig. Hiervan bestaat de helft uit contactonderwijs op het Science Park. De andere helft van de tijd gebruik je voor zelfstudie. Je doet al je werk op je eigen laptop, die je altijd bij je hebt. Je laptop moet aan een aantal minimumeisen voldoen.
Informatiekunde aan de UvA is onder te verdelen in vier richtingen: Data Science, Informatiesystemen, Mens-computer Interactie en Sociaal-technische systemen. Deze vier richtingen zijn de bouwstenen van je vakken. In ieder vak houd je bezig met een van deze richtingen of een combinatie ervan.