'Ik ben geboren en getogen Amsterdammer. Ik kom uit een arbeidersgezin in Amsterdam-Oost en ben niet religieus opgevoed. De VU was voor protestanten, dus de UvA was de logische keuze. Ik was geïnteresseerd in science fiction en daardoor ook in ruimtevaart. Lucht- en ruimtevaarttechniek vond ik te moeilijk.
Ik was meer van de biologie en scheikunde. Daarnaast had ik een klasgenoot wiens vader internist was in het Wilhelminagasthuis. Ik wilde altijd al weten hoe je lichaam als systeem werkte. De medische wereld begon te trekken.
Ook had ik een leraar biologie, meneer Huininga, en die kon heel enthousiast over DNA vertellen. En dan wees hij naar de gebouwen van de UvA aan het Oosterpark. Hij zei: ‘Kijk, daar is de Universiteit van Amsterdam en daar wordt onderzoek gedaan naar virussen en DNA’. En dat vond ik zo fascinerend.
De UvA had kennismakingsdagen, zodat je een introductie kreeg in bijvoorbeeld biochemie of scheikunde. Geneeskunde trok het meest. Het gaf mij naast het maatschappelijke nut ook een gevoel van avontuur, ik dacht daarbij aan eerste hulp en zwaailichten van ambulances. Maar het ging ook om schoonheid: door een microscoop kijken naar een cel. Het visuele aspect vond ik fantastisch. Daarom dacht ik: ik ga geneeskunde doen.
Op school aan de Mauritskade voetbalden we op een veldje dat grensde aan het anatomisch laboratorium van de UvA. Daar gingen allemaal horrorverhalen over rond, want daar zouden lijken liggen, dus dat was spannend als de bal over het hek vloog. Maar het grappige was: daar lagen ook echt lijken natuurlijk! En ik zou er later tijdens mijn studie vaak komen.
De UvA zat dus al op verschillende manieren verweven in mijn leven. Overigens was ik aanvankelijk niet toegelaten voor geneeskunde. Ik werd uitgeloot. Maar na een tijdje belden ze op, ik stond blijkbaar bovenaan de reservelijst en mocht toch komen. Ik heb daardoor de intreeweken gemist, maar kon wel geneeskunde studeren. Met alle locaties in de stad was mijn studie een toptijd.'
Heb geen 'hoogtevrees'. Kijk niet op tegen mensen in hoge posities. Professor, generaal, minister – het zijn allemaal mensen die ook gewoon kind zijn geweest, hun dromen hebben nagejaagd en fouten hebben gemaakt.
'Naast geneeskunde was de interesse voor de ruimtevaart er ook nog steeds. Ik las in het Parool over professor Oosterveld, een kno-arts die gespecialiseerd was in evenwicht. Ik ben naar hem toegestapt in het AMC. En hij heeft voor mij een heel belangrijke rol gespeeld. Hij zei: ik kan je niet 1-2-3 de ruimte in krijgen, maar je kan wel onderzoek bij mijn afdeling doen, tussen je coschappen door. En dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat ik in de lucht- en ruimtevaartgeneeskunde ben terechtgekomen.
Ik heb trouwens niet alleen als student maar ook als patiënt vertoefd aan de UvA. In het tweede jaar kreeg ik ineens een knobbel in mijn hals. Na een scan bleek het een schildkliertumor te zijn en werd ik in het Binnengasthuis geopereerd. Ik zat dus opeens midden in mijn eigen vakgebied.
Dat was een heel vervelende gebeurtenis. En heel leerzaam tegelijk. Bijvoorbeeld met het bijkomen van de narcose. Vreselijk. Ik hoorde een enorm kabaal, want je dempt het allemaal niet meer. Als één schaar valt dan is dat een enorme herrie. Of dat je 's nachts steeds wegzakt - dat controleverlies vond ik het engste.
Ik dacht: het is wel goed dat ik dit nu meemaak en hier bewust van ben. Dit is een prachtige les. Eigenlijk zou elke arts ook een keer patiënt moeten worden, zodat je nog veel beter weet wat je als patiënt allemaal moet doormaken.
Ik heb gevraagd of ik in een bepaalde OK kon worden geopereerd. Want daar zat een raam, zodat mijn jaargenoten meteen konden meekijken. En die kwamen ook. Gelukkig bleek het uiteindelijk niet kwaadaardig te zijn.'
'Jazeker. We noemen het ‘old friends'. Iedereen is zijn eigen weg gevolgd in het leven. Ze zijn aenesthesioloog, radioloog, gynaecoloog, viroloog, kinderarts et cetera. We hebben nog een hechte band, zien elkaar nog regelmatig en doen veel dingen samen. Leuke dingen in de privé-sfeer: ik ga met ze skiën en gaan naar voorstellingen. Maar we organiseren ook bijeenkomsten voor elkaar. Ik heb nog steeds een warm gevoel bij de UvA.'
Ik heb nog steeds een warm gevoel bij de UvA. We hebben met de 'old friends' nog een hechte band en zien elkaar regelmatig
'Ik ben eerstegeneratiestudent. De familie van mijn moeders kant - mijn opa, mijn oudooms – werkten allemaal in de Amsterdamse haven. Mijn vader had de ambachtsschool gedaan en had allerlei baantjes. Later ging hij verzekeringen verkopen en kwam hij bij de ABN te werken. Met allerlei cursussen heeft hij zich opgewerkt.
Hij zei tegen zijn drie zoons, van wie ik de oudste ben: je moet papieren hebben. Want met een papiertje kun je alle kanten op en kun je zelf kiezen wat je gaat doen. Wij zijn alle drie gaan studeren aan de UvA. Mijn broers biologie en psychologie.
Als arbeiderszoon ben ik via de UvA uiteindelijk in allerlei gremia en op allerlei niveaus terechtgekomen. Arbeiders, doktoren, militairen, maar uiteindelijk ook ministers en het koningshuis. In het begin kijk je op tegen een professor of een generaal. Maar hoogleraar Oosterveld zei: ‘Je moet nooit hoogtevrees hebben'.
Daarmee bedoelde hij niet de letterlijke vrees voor hoogtes, maar vrees voor mensen in hoge posities. Professor, generaal, minister – het zijn allemaal mensen die ook gewoon kind zijn geweest, een opleiding hebben gehad, hun dromen hebben nagejaagd en fouten hebben gemaakt.
Dat is ook de boodschap aan de studenten: heb geen ‘hoogtevrees’. Zeg ook nooit tegen jezelf dat je iets niet kan. Kijk waar je passie ligt. Blijf niet per se hangen in de richting waarin je afstudeert. De UvA gaf en geeft alle mogelijkheden. Het is hard studeren, maar maak gebruik van de kansen die de brede UvA biedt.'
Zeg ook nooit tegen jezelf dat je iets niet kan. Kijk waar je passie ligt. De UvA gaf en geeft alle mogelijkheden. Het is hard studeren, maar maak gebruik van de kansen die de brede UvA biedt.
'Uiteindelijk wil ik op mijn sterfbed liggen met het gevoel: ik heb iets nuttigs gedaan. Je wordt geen astronaut om BN’er te worden. Je doet het omdat je die passie hebt. Het is mooi, spannend en nuttig. Ik heb als astronaut een heel kleine bijdrage geleverd aan de wetenschap. Ik was maar een klein radertje in een groter systeem, waarin allerlei nuttige experimenten en onderzoek werden gedaan.
Ik wil jongeren enthousiast maken voor wetenschap en techniek. En ook laten beseffen hoe kwetsbaar die aarde is. Dat de oceanen niet oneindig vol vis zitten. Dat de bossen op raken. Maar zonder het vingertje. Show don't tell. Dat doe ik ook in de film Beyond, die ik samen met de producent van De Nieuwe Wildernis heb gemaakt. Het is een ode aan de aarde, met prachtige muziek en geeft het gevoel dat je meereist als astronaut.
Zo zie je als kijker door de ogen van een astronaut hoe mooi die aarde is – en zo kun je voor jezelf de conclusie trekken dat je daar dus heel zuinig op moet zijn. Ik ga niet zeggen dat iets niet mag, anders zetten mensen de hakken in het zand. Ik wil overtuigen met data en wetenschap.'
Ben ik optimistisch? Ik maak me zorgen over de twijfel aan de wetenschap. Gelukkig zie ik ook veel jonge mensen met briljante ideeën die de aarde weer in evenwicht kunnen brengen.
'Ben ik optimistisch? Ik maak me zorgen over de twijfel aan de wetenschap. Data zijn geen mening. Daarnaast: als je naar de cijfers kijkt, dan gaat het wel hard: er gaat wel heel veel verloren aan biodiversiteit en ecosystemen. En ik vrees ook dat we over de 2 graden temperatuurstijging heen gaan. Maar als je niks doet, gaat het nog veel harder. Gelukkig zie ik op veel beurzen heel veel jonge mensen met briljante ideeën die de aarde weer in evenwicht kunnen brengen. Dat geeft me weer hoop.'