'Ik ben opgegroeid in Rotterdam en keek zo ongeveer uit op de Erasmus Universiteit. Dus voor mij was dat eigenlijk de meest logische plek om naartoe te gaan. Heel veel mensen in mijn omgeving deden culturele antropologie of sociologie. Ik wilde aanvankelijk medicijnen gaan studeren.
Maar we kregen een computer thuis, informatica kwam op. Dat vond ik nieuw en spannend. Dus ik besloot last-minute toch iets technisch doen, maar dan wel op een brede universiteit, want het sociale interesseerde mij ook. Ik wilde een plek waar ik informatica kon studeren, maar ook de link leggen naar andere disciplines. Dus werd het de UvA.
Ik koos daarnaast ook voor de UvA omdat ik veel van mijn vrienden naar de VU zag gaan. Die stond toen al bekend als universiteit met diverse studenten. En ik dacht: laat ik maar naar een universiteit gaan met - in die tijd - minder aandacht voor het diverse aspect.
Ik bedacht: als ik op de UvA kan overleven, in een brede omgeving waar ik bruggen kan slaan, als Eritrese Nederlander, kan ik dat op andere plekken ook. En ja, dat is gelukt. Later kwam ook het willen bijdragen aan een meer diverse, inclusievere universiteit, met alle ervaringen die ik opdeed.'
Voorwaarde is vertrouwen. Als dat er niet is, werken samenwerkingen niet. Dat vertrouwen is er op heel veel plekken binnen het UvA-netwerk.
'Jazeker. Ik bén kind van de UvA. Ik voel me hier thuis. Heb er lang en hard voor gewerkt om te komen waar ik nu ben. En ik vind het ontzettend belangrijk om onderzoek en onderwijs te linken aan de maatschappij. In elk geval aan Amsterdam. Daar gebeurt een hoop, zowel in het academische als het niet-academische wereldje.
Het is een superdiverse samenleving. Zowel vanuit de UvA als vanuit de stad Amsterdam is de binding nog altijd heel sterk en probeer ik bruggen te slaan.
Ik heb begin jaren negentig de master Information Systems gedaan. Veel van mijn collega’s nu hier, in het Lab42 gebouw, zijn ook van die tijd. Dus de link met die studie destijds is er zeker. Sterker, ik ben nu programma-directeur van die master.
Maar ik heb ook op andere plekken gezeten, zoals AUC, de sociale faculteit en de medische faculteit, en ook die links probeer ik levend te houden. Op soms onverwachte momenten kom je weer met bepaalde mensen bij elkaar en dan gebeurt er wat - en ontstaan er nieuwe samenwerkingen.
Voorwaarde daarvoor is vertrouwen. Als dat er niet is, werken samenwerkingen niet. Dat vertrouwen is er op heel veel plekken binnen het netwerk. Dat is er al heel lang, is solide en dat vergemakkelijkt het samenwerken.'
In de wetenschap gebeurt het iets te vaak dat we zeggen ‘wij zijn academici, wij weten het wel’. Maar de grote vraag is: hoe kunnen we ideeën in en uit de haarvaten van de samenleving krijgen? Door contact met elkaar, echte gesprekken te voeren met ‘ambassadors’ uit verschillende gemeenschappen.
'Wat je voor vertrouwen vanuit de maatschappij nodig hebt is structureel contact met het publiek. Niet eenmalig. En niet vanuit een top down approach, waarbij de wetenschap naar het publiek stapt in de zin van: wij komen wat brengen. Nee, je moet heel nederig zijn en je afvragen wat kunnen wíj leren, hoe kunnen wij van betekenis zijn.
Dat zijn voorwaarden voor vertrouwen in instituties, zoals de wetenschap, maar ook de politiek en journalistiek, vanuit alle lagen van de samenleving.
Sterker nog, als je dat niet doet, dan kan het juist het vertrouwen schaden. Ik zie dat met veel projecten hier in Amsterdam. Er wordt gezegd: er is een gat tussen burgers en gemeente, of tussen burgers en wetenschap, daar willen we wat aan doen. Maar zonder echt te weten wat er speelt in die gemeenschappen. Wie zíjn die groepen die zich buitengesloten voelen en geen vertrouwen hebben? Wat kunnen we van ze leren?
In de wetenschap gebeurt het iets te vaak dat we zeggen ‘wij zijn academici, wij weten het wel’. Maar de grote vraag is: hoe kunnen we ideeën in en uit de haarvaten van de samenleving krijgen? What is de next step? Door contact met elkaar, echte gesprekken te voeren met ‘ambassadors’, met de linking pins uit verschillende gemeenschappen.
Vanuit het project Communicity, waarbij we AI-technologie dichterbij gemarginaliseerde groepen willen brengen, blijkt dat het moeilijkste: contact zoeken met die ambassadors, ze serieus nemen, het vertrouwen winnen. Ook al heb je groepen, ambassadors, geindentificeerd, hoe blijf je engaged en hoe maak je ze een volwaardig partner in zo'n project. Dat is de uitdaging.
Als wetenschapper leer ik ontzettend veel van gemeenschappen. Ik ben niet eens vaak als wetenschapper in het veld, maar als mens. Als onderdeel van een community die toevallig ook wetenschapper is. Ik heb ook ergens het ‘geluk’ dat ik me als ex-vluchteling en Eritreeër in diverse lagen begeef.
De gemeente Amsterdam kende mij in eerste instantie ook als een betrokken Eritrese Nederlander die hielp om integratie en participatie van vluchtelingen in goede banen te leiden. Pas later, toen ik de gemeente vroeg om ook iets te doen tegen ongelijkheid en discriminatie middels AI en deel te nemen aan het Civic AI Lab, vernam men dat ik aan de UvA verbonden was.
Het vertrouwen vanuit de gemeente naar mij kwam niet omdat ik een wetenschapper was, maar omdat ik in eerste instantie een betrokken burger was met ingangen naar communities die heel moeilijk te bereiken waren. Zo is dat gegaan.'
Je kunt met AI zorgen dat interactie tussen bepaalde groepen vergroot wordt, ze bij elkaar brengen. En zo kun je de maatschappij socialer maken en onderling vertrouwen creëren.
'AI kan op meerdere niveaus helpen bij het creëren van vertrouwen. Er worden steeds meer verschillende soorten data opgehaald door overheden en bedrijven. Ook zelf geven we allerlei soorten data vrij, bewust of onbewust. Via allerlei sensoren zoals onze mobieltjes: je locatie wordt bijgehouden, hoe vaak je iets kijkt en wat je doet op social media.
AI maakt het mogelijk om patronen te ontdekken in die data, Zo creëer je inzichten in mensen, gemeenschappen, in stad en land van waaruit je vervolgens kunt gaan handelen. Je kunt bijvoorbeeld middels AI zorgen dat interactie tussen bepaalde groepen vergroot wordt, ze bij elkaar brengen. En zo kun je de maatschappij socialer maken en vertrouwen creëren.
Op dit moment lijkt dit misschien een naïeve gedachte omdat AI nu juist lijkt bij te dragen aan polarisatie, discriminatie en haat. Maar dit is het resultaat van een keuze, namelijk de keuze om AI te ontwikkelen en in te zetten met als doel winst, controle of macht te vergroten. Een andere keuze is mogelijk: AI inzetten voor rechtvaardigheid, solidariteit, etc,
Daarnaast is het in gesprek gaan over AI zelf ook heel belangrijk. Want AI kan ook iets beangstigends zijn, net als thema’s zoals migratie. Het geïnformeerd in dialoog gaan over AI , wat is het, wat doet het, de nadelen, de kansen, brengt vertrouwen. Daar zijn goede initiatieven voor zoals de Nationale AI Cursus. Maar ik pleit vooral voor het vanaf de basisschool al onder de aandacht brengen van AI. Naast mediawijsheid ook AI-bewustzijn in de klas.
Tweehonderd jaar geleden waren er mensen die zeiden: waarom moet ik leren lezen. Nu hoor je daar niemand over. Over honderd jaar zal men datzelfde zeggen over algoritmisch denken of zelfs coderen: raar dat men toen, rond 2024, dacht dat het niet belangrijk was.'
Mijn doel is de potentie die AI heeft in de haarvaten van de samenleving te krijgen, zodat iedereen het kan gebruiken.
'De maatschappij wordt steeds complexer. Er zijn problemen die we al lange tijd niet hebben kunnen oplossen, zoals armoede en ongelijkheid, die zijn een constante geworden. Nu met AI komen we toch naar een nieuwe vorm van samenleven, een algoritmische digitale wereld. Veel mensen denken dat AI die bestaande patronen, de constante, alleen maar versterkt. Ongelijkheid blijft, of wordt zelfs erger.
Ik heb daar een heel andere kijk op. Ik denk juist dat door al die data, al die inzichten, nieuwe kansen komen om complexe problemen als armoede en ongelijkheid effectiever aan te pakken. Kansen die nu wellicht alleen worden gezien door een klein clubje wetenschappers en technici. Maar er zal een tijd komen waarin iederéén om kan gaan met data en AI. En iederéén AI kan inzetten voor positieve veranderingen in de maatschappij.
Mijn doel is de potentie die AI heeft in de haarvaten van de samenleving te krijgen, zodat iedereen het kan gebruiken. Dat doe ik op een aantal manieren. Zo ben ik in rond 2008 begonnen met AI-lessen op de basisschool. Dat doe ik af en toe nog. Maar dat is maar een pleister. De overheid zou daar een via nationale curriculum een belangrijke rol in moeten spelen.
Daarnaast doe ik veel aan wetenschapscommunicatie. Ik heb net een interview gedaan met een hiphop-podcast. Daar bereik ik weer een heel andere, enorm grote groep jongeren, zodat ik daar de AI-boodschap kan vertellen.'
Hoe eerder je leert creatief te denken, op gebied van AI en ook in het algemeen, hoe diverser en hopelijk mooier de wetenschap, de politiek, de journalistiek en de maatschappij wordt.
'Ik roep de jonge lichting op om nog creatiever en meer out of the box te denken. In mijn oratie heb ik Paolo Freire centraal gezet, een out of the box changemaker uit Brazilië van honderd jaar geleden. Hij beschrijft heel mooi de cycle of socialization - in je leven zit je in een cyclus waar je heel moeilijk uitkomt: gezin, school, religie, sociale verwachting. Freire beschrijft daarnaast ook hoe je uít die cycle kunt breken, door anders te denken en handelen.
Met AI zien we hetzelfde gebeuren. We socialiseren het door het te ontwikkelen en toepassen in omgevingen met vastgesleten patronen. En door het te voeden met data, waarin allerlei aannames, vooringenomenheden en verwachtingen zitten ingesloten. Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg.
Dat geldt ook voor AI. Dus heb je out of the box denkers, nieuwe ontwikkelomgevingen en data nodig om AI en daarmee ook de samenleving te verrijken en bevrijden,
Dus hoe vroeger je leert creatief te denken, op gebied van AI en ook in het algemeen, hoe diverser en hopelijk mooier de wetenschap, de politiek, de journalistiek en de maatschappij wordt.'