‘De keuze voor de UvA was eigenlijk de keuze voor Amsterdam. Vanuit een ‘dorp’ (Wassenaar) was de grote stad heel spannend: het echte leven. Het is sowieso de stap van de middelbare school naar de universiteit die deze fase memorabel maakt. Je hoofd gaat dan ‘open’. Je leert academisch denken en dat mag je de hele dag doen. Vriendschap is ook belangrijk in deze periode. Ik heb destijds mensen leren kennen die ik nog steeds tot mijn beste vrienden reken.’
‘Ik herinner mij de colleges wetenschapsfilosofie van Kees Schuyt. Hij verbond grote filosofen aan actuele ontwikkelingen en wetenschappelijke inzichten. Ik dacht toen: Wat heerlijk dat er zoveel te leren is. Je leert naar de wereld te kijken en dingen te begrijpen die je eerder nog niet zag.’
‘Kansengelijkheid. Iedereen moet de kans krijgen zichzelf te ontwikkelen. Maar niet iedereen heeft hetzelfde vertrekpunt. Dat betekent dat je ongelijk moet investeren voor gelijke kansen.’
‘Neem bijvoorbeeld armoede: 1 op de 5 kinderen in Amsterdam groeit nog steeds op in armoede. In wijken waar veel armoede heerst moeten ouders de eindjes aan elkaar knopen. Soms hebben zij meerdere banen en wonen zij in slechte huizen met beperkte buitenruimte. En de achterstand wordt ook groter, want juist in die wijken is een veel groter lerarentekort. In Amsterdam Nieuw-West is het lerarentekort bijna 30%; in het centrum is dat maar 8%. Dat betekent dat 1 op de 3 kinderen in Nieuw-West geen vaste leraar voor de klas heeft. En dat leidt tot minder goed onderwijs. Boven op de achterstand die kinderen al hebben, leidt dat tot minder kansen om jezelf te ontwikkelen.’
Realiseer je ook dat je bevoorrecht bent dat je mag studeren. Het is een voorrecht om kennis op te doen. Bedenk dus goed wat je daarmee gaat doen voor de samenleving.
‘Bij alles wat ik doe, binnen mijn portefeuille maar ook daarbuiten, vraag ik me af: Hoe zorgt deze maatregel of stap ervoor dat de kansen in de stad eerlijker verdeeld worden?’‘
‘We willen behouden wat Amsterdam kenmerkt: vrijheid. Het is een stad die heel veel kansen en ruimte biedt om jezelf te zijn. Dat staat wel onder druk door hoge huizenprijzen, de groei van de stad en toerisme. Dat beperkt mensen en zorgt voor het recht van de sterksten. Als stadsbestuur moet je hier tegenwicht aan bieden. Het gaat om vrijheid voor álle mensen. De vrijheid van de een mag niet de vrijheid van de ander beperken.’
‘Je moet erkennen dat er ongelijkheid is en dat je dat je dus meer moet investeren in bepaalde wijken om boven de streep gelijk uit te kunnen komen. Amsterdam geeft bijvoorbeeld meer ondersteuning aan de scholen in Nieuw-West: leraren krijgen een hogere toelage en ze krijgen prioriteit op de woningmarkt. We proberen er alles aan te doen om de leraren daar - en dus ook de leerlingen - gelijke kansen te bieden. Dat betekent ook meer investeren in de wijk: in woningen voor jonge mensen en in de veiligheid.’
‘Geniet van deze tijd! Het is een prachtige periode. Laat je verrijken met kennis en vriendschappen in deze mooie stad. Durf ook te twijfelen: hardop zeggen dat je iets niet begrijpt is vaak bodem gebleken voor veel wijsheid.’
‘Realiseer je ook dat je bevoorrecht bent dat je mag studeren. Het is een voorrecht om kennis op te doen. Bedenk dus goed wat je daarmee gaat doen voor de samenleving.’