Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Er staat sinds deze zomer een nieuwe directeur aan het roer van de Amsterdam Law Clinics. In de clinics werken studenten in opdracht van maatschappelijke organisaties, zoals ngo’s, aan echte zaken. Elena Deliran wil het succes van de clinics verder uitbouwen en de drempel verlagen voor studenten die mee willen doen. ‘Ik vind niet dat hun cijfers alles zeggen. De clinics zijn ook een mogelijkheid om te groeien.’

Hoe kwam je zelf bij de Amsterdam Law Clinics terecht?

‘Ik heb ook rechten aan de UvA gestudeerd, met een focus op mensenrechten. Daarna ging ik als advocaat in het arbeidsrecht en familierecht aan de slag. Maar ik ben altijd betrokken gebleven bij maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met vrouwen- en kinderrechten. In de Amsterdam Law Clinics komt alles bij elkaar: de link met de juridische rechtspraktijk, de maatschappelijke onderwerpen en het begeleiden van studenten, zoals ik in mijn eigen praktijk ook al deed.’

Wat wil je bereiken als directeur Amsterdam Law Clinics?

‘In feite ligt er al een geweldig programma. Ik ben trots op wat er tot nu toe is neergezet. Wat ik ga doen is de clincis nog beter finetunen en het programma zo goed mogelijk uitdragen. Het is belangrijk dat de clinics meer naamsbekendheid krijgen binnen de Nederlandse advocatuur. Als studenten een Amsterdam Law Clinic op hun cv hebben staan dan denken de meeste werkgevers niet meteen “dit is een student met allerlei nuttige vaardigheden en een professionele instelling”.’

Hoe pak je dat aan?

‘Het is lastig, want de praktijk en de universiteit zijn vaak verschillende bubbels. Maar we zetten bijvoorbeeld een helpdesk op voor de sociale advocatuur. Die kan als een soort rechtswinkel dienen voor advocaten, waarbij studenten onder begeleiding onderzoek doen naar juridische vraagstukken. Het resultaat daarvan kunnen advocaten ook echt gebruiken in hun zaken. Het moet dan wel gaan om zaken die het individueel belang overstijgen. Daarnaast kunnen maatschappelijke organisaties ons ook makkelijk benaderen om gebruik te maken van ons werk via onze website. De drempel moet laag zijn.’

Gaat er ook iets veranderen aan de clinics zelf?

‘Het programma staat al als een huis. Maar we willen het wel toegankelijker maken voor alle studenten. We horen nu weleens dat ze zich niet durven aan te melden omdat ze niet de juiste cijfers hebben. Het is jammer dat die studenten bij voorbaat al afhaken, want cijfers vertellen niet het hele verhaal. Je kunt bijvoorbeeld mantelzorger zijn of je studie moeten combineren met meerdere bijbaantjes. We hebben oog voor de obstakels die ertoe kunnen leiden dat een student geen hoge cijfers haalt. Het feit dat een dergelijke student graag mee wil doen en de juiste drijfveren heeft, zegt voor mij meer dan genoeg. Ik geloof er heilig in dat het loslaten van cijfers als harde toelatingseis niets af zal doen van de kwaliteit van het programma. We kijken naar de potentie van mensen. De clinics zijn ook een mogelijkheid om te groeien.’

Op welke manier groeien studenten door mee te doen?

‘Het is een vorm van praktijkonderwijs die de overgang naar het werkende leven voor studenten makkelijker maakt. Uit onderzoek blijkt dat studenten die meedoen aan de clinics zich mentaal sterker voelen. Als je net afgestudeerd bent, heb je vaak geen idee hoe dingen gaan op de werkvloer. Tijdens de clinics leer je hoe professionaliteit eruitziet, hoe je constructief samenwerkt en elkaar aan kunt spreken als dingen niet goed gaan. Met die ervaring op zak zal je ook eerder een toxic werkomgeving herkennen en het vertrouwen hebben om je eigen grenzen te bewaken.’