Interview met onderzoeker en schrijver Martine Beijerman
2 augustus 2021
We leven in een democratie met vrijheid en gelijkheid als belangrijkste kernwaarden. Maar de realiteit is weerbarstiger: racisme, geweld tegen vrouwen, #MeToo-schandalen, excessief politiegeweld, antisemitisme en homofobie zijn pijnlijk aanwezig. Hoe is het mogelijk dat we de idealen van onze eigen democratie regelmatig aan de kant zetten? Martine Beijerman vraagt zich in Vreemde Eenden. Op zoek naar gelijkheid in een wereld vol anderen af hoe uitsluiting tot stand komt, wie erbij gebaat is en waarom we er zo lastig over kunnen praten. In haar boek bundelt ze wetenschappelijk onderzoek en interviews met vooraanstaande wetenschappers. Ze beschrijft hoe groepsdynamieken werken, welke rol onze biologische en psychologische processen spelen, waarom we het gesprek niet aangaan en vooral: hoe we uitsluiting kunnen voorkomen. Wat volgt, is een confronterend en hoopvol boek dat uitnodigt tot collectieve zelfreflectie. We spraken met Martine over de totstandkoming.
‘Waar je ook ter wereld kijkt, je ziet dezelfde dynamieken. Weliswaar in een volledig andere politieke en sociaaleconomische context, maar wrijving tussen verschillende groepen mensen is vrij universeel. Die wrijving zie je in de geschiedenis en in veel landen terugkomen. Daar was ik nieuwsgierig naar. Als jurist had ik niet de juiste tools om de vraag waarom mensen de ander uitsluiten in brede zin te beantwoorden. Ik heb een stap buiten mijn eigen discipline gezet om de staatsrechtelijke vraag te kunnen beantwoorden wat gelijkheid betekent in de democratie. Maar ook om de vraag te kunnen beantwoorden hoe we daar invulling aangeven, als we tegelijkertijd ook zoveel uitsluiting zien.
Wat ik interessant vind aan deze tijd, is dat iedereen het eens lijkt te zijn met de beginselen die ten grondslag liggen aan democratie. Het merendeel van de landen is tot op zekere hoogte democratisch georganiseerd. We spreken zelf ook vaak uit dat we staan voor vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Maar in de praktijk blijkt er toch een behoorlijke dissonantie op te treden.’
We denken heel snel dat we het zelf bij het rechte eind hebben. Daardoor zijn we minder kritisch op onze vooraannames.
‘Ik heb met de antropoloog en primatoloog Richard Wrangham gesproken en die gaf een evolutionaire uitleg over hoe groepen zich tot elkaar verhouden. Het draait om een beschermingsinstinct. De psychologen Mina Cikara en Jay van Bavel vulden dit mooi aan. Het heeft te maken met de liefde die je voor je eigen groep voelt: ingroup love. Met die liefde is op zich niks mis. Die geeft je een gevoel van identiteit en bescherming. Maar dat brengt ook een onverschilligheid naar de rest met zich mee, en er zijn ook factoren die deze onverschilligheid kunnen aanspreken. Bijvoorbeeld als het economisch slecht gaat. Dan krijg je de behoefte om een ander de schuld te geven en kan dat zelfs een outgroup hate opleveren. Wat ik een interessant psychologisch inzicht vond, is dat iedereen overtuigd is van zijn eigen morele kompas. We denken heel snel dat we het zelf bij het rechte eind hebben. Daardoor zijn we minder kritisch op onze vooraannames.’
‘Dat is een nature-nurture-discussie: wat kun je waaraan toedichten? Vanuit een biologisch perspectief heb ik vooral gekeken naar hoe groepen zijn geëvolueerd. Hoe zijn we gedomesticeerd en welk effect heeft dat gehad op onze groepsnormen en sociale normen? Onze psychologische neigingen om onderscheid te maken en te snelle conclusies over de ander te trekken kun je afleren, maar dan moet je je er wel van bewust zijn. Het grote probleem is dat we vaak denken dat we egalitair zijn, maar er onbewust processen spelen waardoor we helemaal niet zo onbevangen naar de wereld kijken.
Ik heb mijn boek geschreven voor de stille meerderheid. Diegenen die in een samenleving vaak voldoen aan de dominante sociale normen. De ervaring van uitsluiting kennen veel mensen niet, terwijl ze wel – ook door niets te doen – aan het probleem van uitsluiting bijdragen. Het erkennen van het probleem vergt zelfreflectie en een kritische blik op de maatschappij. Ik denk dat daar het beginpunt zit voor verbetering. Je hebt activisten die al decennialang streven naar emancipatie, maar de grote meerderheid moet je wel meekrijgen.’
‘De manier waarop er over deze thematiek gepraat wordt, is heel anders. In Amerika is veel onderzoek naar uitsluiting gedaan. Het valt me op hoeveel woorden er in Amerika zijn om onze weerstand te beschrijven over het probleem van uitsluiting te praten. Qua historische of sociaaleconomische omstandigheden zijn Amerika en Nederland niet met elkaar te vergelijken, maar dat is ook wel een beetje een valkuil. Veel Nederlanders zullen over de lessen die ik trek zeggen: “ja maar, dat is Amerika, zij hebben pas echt een groot probleem met racisme”. Dat is een beetje te gemakkelijk. Want dezelfde groepsdynamieken vinden evengoed in Nederland plaats.
Een van de grote verschillen is dat slavernij niet in Nederland plaatsvond, maar wel op de Nederlandse plantages. Nederland speelde een grote rol in de Atlantische handel in de tot slaaf gemaakte mensen. Dit is heel lang aan ons blikveld onttrokken. Dat verklaart misschien waarom we zo lang dachten het er niet over te hoeven hebben. De confrontatie met het slavernijverleden is veel absoluter in Amerika. Tegelijkertijd denk ik dat we in beide landen grote inhaalslagen moeten maken in hoe we kijken naar onze eigen geschiedenis.’
‘Bij die stille meerderheid waar ik het over had, is er in Amerika ook veel weerstand. Dat geldt voor alle moeilijke maatschappelijke thema’s: er is toch vaak een soort apathie. Er zit vooral met betrekking tot uitsluiting een groot verschil tussen wat de een zegt en wat de ander hoort. Er zijn verschillende werkelijkheden en waarheden, net als in Nederland. Daar zou ik me graag verder in willen verdiepen, hoe die verschillende beelden van de werkelijkheid ontstaan.’
‘Interessant aan mijn onderzoek vind ik dat je leert om veel scherper en genuanceerder te kijken naar de groepsdynamieken die er zijn, ook binnen de strijd voor meer gelijkheid. Er is bijvoorbeeld in Amerika een witte, liberale groep die al snel denkt dat zij zelf alles goed doen, maar met die goede bedoelingen maken ook zij fouten of leggen ze de schuld voor racisme bij laagopgeleide Amerikanen: “White trash-Amerikanen zijn racistisch, maar wij zijn dat niet. Wij zijn verheven”. Maar ook binnen andere gemeenschappen zijn er veel verschillende opvattingen over hoe je gelijkheid kunt vormgeven en over tolerantie naar andere groepen. Het geldt voor bijna elke emancipatiestrijd van een gemarginaliseerde groep: ook binnen die strijd zijn er activisten die elkaar totaal niet kunnen luchten en het niet met elkaar eens zijn over het ideologische pad dat ingeslagen wordt.
Filosofe Shannon Sullivan maakte een opmerking die me bij is gebleven: “Uiteindelijk gaat het er niet zozeer om dat je moet streven om je eigen standpunten te veranderen, maar het zou mooi zijn als je tot nieuwe inzichten komt. Het gaat er meer om dat je houding ten aanzien van de ander verandert”. Bij sommige morele thema’s kom je elkaar niet tegen. Maar je kunt wel veranderen wat je perceptie is van je gesprekspartner.’
‘Je hebt lef en moed nodig om uitsluiting aan te kaarten en erover te praten. Onze samenleving lijkt erg gericht op fouten. We leven in een afrekencultuur. Dat zit het goed gesprek over uitsluiting soms in de weg. Het is steeds spannender geworden om je uit te spreken. In een democratie mag je van gedachten veranderen, juist door in gesprek te gaan. Nu lijkt het er soms op dat de misstappen van het verleden aangehaald worden om iemand te cancelen. Het voordeel van een cancelcultuur is dat er verantwoording opgeëist wordt voor uitsluitend gedrag. Het nadeel is dat de discussie vaak alleen plaatsvindt op individueel niveau, met veel aandacht voor de daders en slachtoffers, in plaats van op collectief niveau.
Sociale media versterken bijna al die dynamieken. Ze versterken de emancipatiestrijd. We hebben veel aanhang kunnen genereren door via sociale media te verspreiden dat er demonstraties zouden plaatsvinden. Aan de andere kant is de haat die op sociale media gedeeld wordt schrikbarend. Socialemediaplatforms bieden een luidspreker voor een activistische boodschap voor meer gelijkheid, maar evengoed kun je sociale media inzetten om mensen op te hitsen en angst voor de ander aan te wakkeren.’
‘Ik geloof echt in progressie en denk die ook te zien. Ik zou dit boek anders niet hebben kunnen schrijven. Ik ben ook realistisch. Het kost tijd en bereidwilligheid om echt te graven naar je eigen keuzes, privileges en aannames in plaats van alleen maar symbolisch een handreiking te doen. Nu moet blijken hoe snel of langzaam dat gaat. Er zijn al verbeteringen, maar het gaat met ups en downs. Uitsluiting als fenomeen is bovendien zo breed dat het zo kan zijn dat de ene groep een sprong vooruit maakt, maar een andere groep weer twee stappen achteruitgaat. Het blijft voor gemarginaliseerde groepen vaak een langdurige emancipatiestrijd.
Ik denk dat voor verandering rolmodellen heel belangrijk zijn. Als er bijvoorbeeld meer professoren van kleur worden aangesteld, kunnen meer studenten zich in hun docenten herkennen, wat motiverend werkt. Hetzelfde geldt voor de media: als er diversere mediamakers zijn, dan komt er ruimte voor verschillende perspectieven. Dan wordt inclusie ook meer als een gegeven beschouwd in plaats van als iets dat bevochten moet worden. Dat duurt vaak generaties lang. Ik ben dus hoopvol, maar wel gereserveerd over hoe snel dat dan zal gaan.’