Week Tegen Pesten
26 september 2022
Dat pesten hard moet worden aangepakt staat voor Hensums buiten kijf. ‘Pesten heeft een grote en langdurige impact op slachtoffers, maar ook op pesters en getuigen. Pesten zorgt voor een situatie die iedereen die zich daarin bevindt raakt. De Week Tegen Pesten is daarom ook absoluut nodig.’
Hensums onderzoekt specifiek hoe pesten op de middelbare school ontstaat en hoe dit aan te pakken, ‘want eigenlijk weten we nog niet zo goed hoe we pesten op middelbare scholen kunnen verminderen. Wat werkt voor wie?’
Waar ze in haar onderzoek al achter is gekomen, is dat de anti-pest aanpak op veel middelbare scholen vaak te sterk lijkt op die op basisscholen en daardoor minder effectief is. ‘Veel anti-pest programma’s richten zich op het sociale functioneren van kinderen en het aanleren van vaardigheden om sociaal weerbaar te zijn en je prosociaal te gedragen’, legt Hensums uit. ‘Dit is belangrijk, maar in de adolescentie gaan andere dynamieken een grotere rol spelen, namelijk die rond status en sociale beoordeling. Er komt een nog sterkere motivatie om bepaalde doelen te behalen, zoals populair zijn. En de normen van groepsgenoten krijgen een nog grotere invloed.’
Hensums observeert dan ook dat pesten op de middelbare school vooral verband houdt met het doel van populariteit en een middel wordt om hier succesvol in te zijn. ‘En dat wordt gevoed door de omgeving die een populariteitsstatus blijft geven aan jongeren die anderen pesten. We moeten op middelbare scholen aan de slag met dit mechanisme’, stelt Hensums.
Hensums ziet dat pestgedrag vooral plaats vindt in groepsverband en voor de groep zichtbaar moet zijn. ‘Het is belangrijk dat anderen kunnen observeren dat je eraan deelneemt. Dat kan ook online zijn, maar dan nog steeds in die groepscontext. Dat het bijvoorbeeld zichtbaar is voor anderen dat je op Instagram bepaalde comments plaatst of in een whatsappgroep iemand buitensluit. En recent zien we steeds vaker dat pestgedrag wordt gefilmd en zo met de groep wordt gedeeld.’ En al zijn dergelijke filmpjes voor iedereen zichtbaar, pestgedrag uit zich volgens Hensums juist vaak op manieren en momenten die volwassenen niet goed kunnen zien. ‘Dat is ook onderdeel van het hele groepsproces en dat het stoer is ten opzichte van je vrienden dat je dat doet.’
De rol van een grap in pestgedrag was niet het centrale onderwerp van haar onderzoek, maar Hensums kwam hier wel met jongeren over in gesprek tijdens focusgroepen. ‘We bespraken daarin wanneer iets nou pesten is. Ook wanneer iets grappig en leuk is en wanneer het echt te ver gaat?’ Ze zag dat jongeren het moeilijk vinden om daarin een grens aan te geven. ‘Heel vaak zeiden ze “ik vond het gewoon grappig”, of “Het was niet perse zo bedoeld”.’ Het is daarom belangrijk met elkaar te bespreken hoe een grap bij de ander overkomt versus jouw intentie van die grap stelt Hensums. ‘Vooral op de middelbare scholen worden veel grappen gemaakt, maar je moet dus leren wanneer iets te ver gaat.’
‘Met behulp van psychoeducatie kunnen jongeren meer leren over wat pesten is en wat de gevolgen zijn, online en in real life’, legt Hensums uit. ‘Dit wordt op scholen vaak ook op grotere schaal uitgevoerd, bijvoorbeeld in een toneelstuk.’ In haar onderzoek vond Hensums dat deze vorm van preventie wel minder effectief was voor jongeren die veel deelnemen aan pesten, en het zelfs het tegengestelde effect kan hebben.
Hensums noemt het vooral van belang goed aan te sluiten bij de normen van jongeren en deze met ze te bespreken, zoals populariteit en cool gedrag. ‘Je kunt met jongeren bijvoorbeeld over hun favoriete tv programma’s praten en wie daar populair en cool in zijn en waarom. In bepaalde veel bekeken reality programma’s zie je bijvoorbeeld best veel agressief gedrag om status te verhogen. Wat vinden jongeren hier eigenlijk van en hoe zou dit anders kunnen? De meeste krachtige manier voor gedragsverandering is om met jongeren zelf te werken en hen hier ook verantwoordelijkheid in te geven.’