11 maart 2022
Politicoloog Eefje Steenvoorden doet onderzoek naar vertrouwen in de politiek. Want wat dat precies is, wat iemand bedoelt als diegene zegt vertrouwen of geen vertrouwen te hebben, dat weten we nog niet goed. ‘Het draait altijd om vragen als hoeveel vertrouwen heb je in de regering, het parlement of politici. Maar hoe vatten mensen dit vertrouwen op? Misschien denk jij bij deze vragen aan iets heel anders dan ik.’
Daar is geen makkelijk antwoord op stelt Steenvoorden. ‘Lang werd gedacht dat als we geen vertrouwen hebben in de politiek, dat heel schadelijk is voor de democratie. Dat lijkt heel logisch, maar we weten nog weinig van het effect op gedrag. Er zijn wel aanwijzingen dat mensen zich minder aan regels en wetten willen houden als ze een laag vertrouwen hebben.’
Blind vertrouwen in politieke leiders of partijen is in ieder geval niet iets wat we na moeten streven waarschuwt Steenvoorden. ‘Het is belangrijk dat burgers de overheid kritisch volgen en ze naar huis sturen als ze er een potje van maken. Dat vraagt een mate van betrokkenheid bij de politiek die we lang niet bij iedereen zien. Vanuit te veel vertrouwen kunnen mensen bijvoorbeeld niet gaan stemmen omdat ze geloven dat het wel goed komt.’
Op de internationale ranglijstjes doet Nederland het best goed volgens Steenvoorden. ‘Nederland is een land met een relatief hoog politiek vertrouwen. We zitten boven het gemiddelde in Europa.’ Maar het is heel veranderlijk stelt ze. ‘In de coronacrisis was het bijvoorbeeld uitzonderlijk hoog. Dat zie je vaak, dat het vertrouwen in tijden van crisis omhoog schiet. Maar over de lange termijn schommelt het en deze golfbewegingen kan je aan gebeurtenissen verbinden als de vorming van een nieuw kabinet, verkiezingen, een externe crisis of een schandaal.’
Het meest zorgelijk vindt Steenvoorden de verschillen tussen groepen qua politiek vertrouwen. Zo is al bekend dat het verschil vooral groot is tussen opleidingsgroepen. ‘Mensen met een praktische opleiding hebben vaak veel minder vertrouwen in de politiek, versus mensen met bijvoorbeeld een wetenschappelijke opleiding.’ Dit hangt volgens haar onder andere samen met de betere vertegenwoordiging van de hogere inkomens in de politiek en daarmee de thema’s die zij belangrijk vinden. ‘Feitelijk is er zo een scheve representatie in de beleidsvoorkeuren.’
Maar hoe opleidingsniveau precies een rol speelt, noemt Steenvoorden een doos waarvan we nog uit moeten zoeken wat er precies in zit. ‘Al op 12-jarige leeftijd zien we de verschillen, dus nog voordat jongeren aan de middelbare school beginnen. Het lijkt dus ook veel met socialisatie en sociaal milieu samen te hangen. Als daar de opvatting heerst dat de politiek niet luistert, blijft zich dat in stand houden.’
Doorgaans hebben mensen meer vertrouwen in de lokale politiek dan in de nationale. Ook stemmen mensen met een laag vertrouwen eerder op een lokale partij die niet in Den Haag is vertegenwoordigd. Toch trekken de gemeenteraadsverkiezingen meestal minder stemmers dan de nationale verkiezingen stelt Steenvoorden. ‘Het is een kleinere, wat vaker hoogopgeleide, groep die lokaal stemt. Het zijn mensen met wat meer binding met hun gemeente, die er vaak al wat langer wonen en lokaal actief zijn en meer politieke interesse hebben.’
De lagere stemopkomst bij lokale verkiezingen is eigenlijk een beetje een tegenstelling meent ze. ‘Je zou verwachten dat we lokaal juist meer zouden stemmen omdat gemeentes op steeds meer beleidsterreinen politieke beslissingen nemen. Denk maar aan de bijstand en de jeugdzorg en hoe verschillend gemeentes hiermee om kunnen gaan. Dus lokaal valt er echt iets te kiezen.’ Het zou volgens haar goed zijn als burgers de lokale politiek intensiever gaan volgen en hun stem daarover uitbrengen.
Voor Steenvoorden is een lage of hoge opkomst straks bij de gemeenteraadsverkiezingen niet automatisch een teken dat vertrouwen laag of hoog is. ‘Het hang van zo veel dingen af, dat kun je niet één-op-één vertalen. Was het bijvoorbeeld goed weer of niet, want als het regent wordt er minder gestemd. Er is nu een oorlog, heeft dat invloed? In hoeverre spelen er thema’s in de gemeente die hot en opvallend zijn? ‘Sowieso moet je volgens haar nooit naar één verkiezing kijken, maar naar de trends. ‘Misschien is er één keer een perfect storm, maar ook dan is de vraag, wat is het aandeel van vertrouwen in wel of niet stemmen. Mensen kunnen ook denken, “het gaat wel goed, ik hoef niet echt te stemmen.” Niet stemmen is niet altijd een blijk van wantrouwen.’
Steenvoorden observeert dat politieke partijen het thema vertrouwen inmiddels uithollen door de wijze waarop ze hiermee omgaan: elkaar bekritiseren of eigen beleid goedpraten. ‘Politici hebben het vaak over vertrouwen en wantrouwen en hebben de neiging dit thema naar zich toe te trekken. Dan claimen ze bijvoorbeeld het vertrouwen te willen herstellen. Maar echt op democratische vernieuwing inzetten, dat doen ze niet. Die nieuwe bestuurscultuur die werd beloofd door Rutte bijvoorbeeld, daar zien we niet veel meer van. Het lijkt of er aandacht voor is, maar het vertrouwen wordt zo alleen maar verder uitgehold. Juist onder groepen waar het vertrouwen al laag is.’