‘Het is eigenlijk vreemd: op de middelbare school ben ik gezakt voor mijn examens natuurkunde, scheikunde en wiskunde. Ik vond het interessant, maar ik was er niet goed in. Hierna heb ik het volwassenenonderwijs gevolgd en toen begreep ik het allemaal veel beter. In 2008 schreef ik me in voor de bachelor Natuur- en Sterrenkunde met het volgende idee: het vakgebied boeit me, en wie weet is het toch iets voor mij. Ook trok het me aan dat de banenkans bij deze opleiding groot is. Het bleek heel goed te passen. Op de universiteit ga je veel dieper op de stof in, dat maakte het voor mij ontzettend tof. Alles viel op zijn plek.’
‘De leukste vakken vond ik Atoomfysica, Klassieke mechanica en Quantummechanica. Op de middelbare school ging het destijds niet verder dan klassieke mechanica. Op de universiteit leer je dan hoe het eigenlijk zit. Als de klassieke mechanica een probleem niet meer kan beschrijven, heb je quantummechanica nodig. In deze vakken maak je kennis met bijvoorbeeld de transities van het waterstofatoom en hoe je dit kan beschrijven aan de hand van modellen. Als dat lukt, is dat echt ontzettend leuk! In dit vakgebied kun je naar hartenlust puzzelen, daar houd ik wel van.’
‘Vanaf je derde jaar heb je veel meer keuzeruimte. Ik heb daar gebruik van gemaakt door een vak te kiezen waarbij je een labproject kon doen. Dit vak heet Gecondenseerde Materie. Dit gaat over vastestoffysica en er wordt onder andere supergeleiding behandeld, het verschijnsel waarbij de elektrische weerstand van een materiaal onder een bepaalde temperatuur verdwijnt. Ik vond het ontzettend interessant. Tijdens de labweek heb ik zelfs mijn eigen supergeleider gemaakt! De theorie die ik in het eerste jaar had geleerd, kwam weer terug. Het cirkeltje was voor mijn gevoel rond.’
‘Na mijn master ben ik direct gestart met mijn promotie. Ik ken mezelf en was bang dat ik als ik een tussenjaar zou nemen, ik alles weer zou vergeten wat ik had geleerd. Het laatste jaar van mijn master deed ik een project bij de groep van professor Tom Gregorkiewicz, die hierna vroeg of ik bij hem een PhD wilde doen. Dat wilde ik heel graag en daardoor kon ik ook in Nederland blijven. Ik was net gestart met wedstrijden paaldansen, waarmee ik vervolgens drie keer Nederlands kampioen ben geworden samen met mijn duopartner. Dat was natuurlijk niet mogelijk geweest als ik Nederland had verlaten.’
‘Voor mijn PhD-onderzoek ik de optische eigenschappen van halfgeleider nanokristallen. Nanokristallen zijn kristallijne materialen met een afmeting van enkele nanometers. Op het moment onderzoek ik voornamelijk perovskieten, welke een uitzonderlijk hoge efficiëntie hebben en daardoor geschikt zijn voor het gebruik in zonnecellen of LED's. Het werk als PhD'er bevalt mij goed omdat ik een grote eigen verantwoordelijkheid heb. Als ik lekker in de flow zit, kan ik doorwerken tot ’s avonds laat. De dag daarna begin ik dan ’s ochtends wat later. De keerzijde is dat ik bijna overal aan het werk ben, ook op vakantie bijvoorbeeld. Maar daar wen je wel aan.’
‘Wat ik goed vond aan de UvA, was de mix tussen praktijk en theorie. Tijdens de bachelor heb je in het begin vooral veel theorie. Vervolgens maak je tijdens het practicum van vier uur per week eerst kennis met experimenten. Dit wordt gedurende je studie steeds meer opgebouwd. Je kunt bijvoorbeeld keuzeruimte opvullen met een experimenteel project. De studievereniging NSA vond ik erg gezellig: er was altijd wat te doen. Elk jaar werd er een weekend georganiseerd in Limburg en in de zomer dronken we vaak met z’n allen ’s middags wat op het grasveldje bij Science Park.’