'Ik wil graag dat lezers onderwerpen waar ik over schrijf beter begrijpen, en dat er ook meer rechtvaardigheid is door hoe ik de onderwerpen belicht. Daarmee bedoel ik dat ik een thema kan uitwerken en ervoor kan zorgen dat daar op een andere manier naar gekeken wordt, of dat er andere perspectieven meegenomen worden dan de dominante perspectieven die we in de media lezen of horen. Of dat de verhalen van mensen die minder gehoord worden, door mijn werk meer ruimte krijgen. Dat zorgt voor wat meer rechtvaardigheid, en dat hoop ik te bereiken met het werk dat ik doe.’
‘Eigenlijk rolde ik daar al tijdens mijn studie in. Ik was op de middelbare school al veel bezig met schrijven, maar toen ik ging studeren ben ik gaan schrijven voor studentenmagazines. Ik heb bijvoorbeeld een tijdje geschreven voor Babel, het faculteitsblad van Geesteswetenschappen. Daar heb ik ook de hoofdredactie voor gedaan. Dus op die manier was ik al wel bekend met het vertellen van verhalen.’
‘Bij sommige verhalen die ik maak vind ik het belangrijk om vanuit mijn eigen ervaring te vertrekken. Ik ben bereid om mezelf te analyseren, te kijken wat er in mijzelf gebeurt. En als ik het idee heb dat bepaalde thema's ook bij andere mensen spelen, dan wil ik graag het gesprek openen, bijvoorbeeld in een audiodocumentaire die ik maakte over de vraag of ik de dag waarop ik naar Nederland kwam moet vieren of herdenken, en over mijn migratiegeschiedenis. Dus ik ben bereid om mezelf daarvoor open te stellen.’
Ik wil graag dat lezers onderwerpen waar ik over schrijf beter begrijpen, en dat er ook meer rechtvaardigheid is door hoe ik de onderwerpen belicht.
‘Als journalist liggen mijn uitdagingen vooral bij het vinden van de juiste invalshoek voor een stuk, en wie ik daarvoor te spreken moet krijgen. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig met een stuk over de geschiedenis van vrouwelijk verzet in Iran. Een belangrijk onderwerp om het over te hebben, en dus denk ik erg na over wie ik dan moet spreken, wie een goede interviewkandidaat zou zijn en hoe ik de juiste invalshoek vind. Zodat ik echt recht doe aan de verhalen die leven.’
‘Tijdens mijn master hadden we een eigen kamertje in het P.C. Hoofthuis, wat we heel toepasselijk de Masterkamer noemden. Dat was eigenlijk een docentenkamer op de vijfde verdieping, maar wij mochten hem gebruiken om te werken of gewoon om te chillen. Daar had ik echt een hele leuke tijd. We werden ook best wel hecht, en het was fijn om een eigen plek te hebben in zo'n gebouw dat al die geschiedenis draagt. Het voelde echt alsof we in het middelpunt van de geesteswetenschappelijke kennis zaten.’