Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De kans is groot dat Israël achter de ontploffende piepers en walkietalkies van terreurbeweging Hezbollah zit. Diverse experts vragen zich nu af of deze aanval binnen het oorlogsrecht valt of dat hier sprake is van een oorlogsmisdaad. Want hoewel veel informatie over de explosies nog ontbreekt, lijkt het erop dat naast Hezbollah-leden ook veel onschuldige burgers zijn geraakt. De meningen onder onze juridische experts zijn verdeeld.

Boobytraps

Volgens Marieke de Hoon, universitair hoofddocent Internationaal strafrecht, heeft de aanval veel weg van boobytraps. En die zijn in de meeste gevallen verboden. ‘Ook onder het recht dat Israël zelf heeft ondertekend’, vertelt ze bij de NOS.

Ook Geert-Jan Knoops, bijzonder hoogleraar Politiek van het Internationaal Recht, kwalificeert de explosies op basis van de huidige informatie  als ‘een zeer unieke oorlogsmethode die niet eerder in deze vorm is gebruikt’. Net als De Hoon noemt hij het gebruik van boobytraps zeer omstreden. De inzet hiervan is aan regels gebonden en is verboden als het gaat om ‘ogenschijnlijk ongevaarlijke draagbare voorwerpen, die speciaal zijn ontworpen en geproduceerd om explosief materiaal te bevatten’.

Om te bepalen of het gaat om een boobytrap, is het volgens hoogleraar Militair recht Marten Zwanenburg o.a. belangrijk hoe de ontploffing tot stand kwam: doordat Hezbollah-leden zelf op een knop drukten waardoor de apparaten explodeerden, of doordat Israël op afstand een knop heeft ingedrukt die de ontploffingen in gang zetten. In het laatste geval gaat het namelijk niet om een boobytrap –  hoewel de regels voor nevenschade en voorzorgsmaatregelen dan nog steeds gelden.

In de Volkskrant zegt Zwanenburg dat hij een mogelijk Israëlisch verweer al kan uittekenen. ‘Als Hezbollah de piepers en portofoons gebruikt voor de onderlinge communicatie over onder meer aanvallen op Israël, dan zal Israël zeggen dat het hier niet gaat om een onschuldig voorwerp, maar om een legitiem militair doelwit.’

Nevenschade

Zwanenburg houdt de mogelijkheid open dat Israël handelde binnen de regels van het oorlogsrecht. Hij wijst op de vele slachtoffers onder Hezbollah-strijders en het platleggen van het uitgebreide communicatienetwerk. Daardoor werd de gevechtskracht van Hezbollah aanzienlijk verzwakt.

‘Het klinkt cru, maar omdat de sabotageactie veel militair voordeel lijkt te hebben opgeleverd, mag de nevenschade voor burgers ook relatief groot zijn’, legt Zwanenburg uit in NRC. Hij wijst er daarnaast op dat Israël en de VS andere opvattingen hebben dan Nederland over wat strijders en burgers zijn. ‘Israël vindt dat ook medewerkers van een gewapende groep aangevallen mogen worden, zoals koks van Hezbollah, en niet alleen personen die directer bij gevechtshandelingen betrokken zijn. Nederland gaat daar minder ver in.’

De Hoon ziet dit anders. Zij noemt de nevenschade veel te groot. De aanslagplegers zullen zich wellicht verdedigen met het argument dat raketten afvuren op de Hezbollah-doelen leidt tot nog veel meer bloedvergieten. Maar dat verweer geldt hier volgens haar niet. Bij de NOS zegt zij: ‘Het oorlogsrecht werkt zo niet. Er zijn bepaalde grenzen.’

Mr. dr. A.M. (Marieke) de Hoon

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Strafrecht

Prof. dr. M.C. (Marten) Zwanenburg

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Strafrecht