Janna Coomans publiceert boek over volksgezondheid in middeleeuwse steden
5 november 2021
Weerzinwekkende stank, rondscharrelende varkens en open riolen: ons beeld van de hygiëne in middeleeuwse steden is allesbehalve rooskleurig. Maar is dat terecht? Janna Coomans dook in de archieven van stadsbesturen en bestudeerde talloze besluiten, verslagen van rechtszaken en financiële documenten uit de late middeleeuwen. Daaruit komt een ander beeld naar voren: steden maakten in die tijd wel degelijk werk van volksgezondheid.
Uit de boekhouding van stadsbesturen is bijvoorbeeld op te maken dat steden geld uitgaven aan het inhuren van schoonmakers, het bestraten van wegen en het uitbaggeren van riolen, vertelt de historicus. Daarnaast was er allerlei regelgeving, bijvoorbeeld rondom het houden van dieren en het verwerken van slachtafval. En ook uit juridische documenten blijkt dat mensen zich wel degelijk bekommerden om hygiëne. Coomans: ‘Er waren bijvoorbeeld weleens rechtszaken tussen buren die een conflict hadden over de toegang tot een gezamenlijke waterput of wc. Die sanitaire voorzieningen waren er dus, en ze werden zelfs zo belangrijk gevonden dat mensen er tot in de rechtszaal mee bezig waren.’
In sommige opzichten ging het er in de middeleeuwen wel heel anders aan toe dan tegenwoordig. Zo werd publieke gezondheid in die tijd volledig op lokaal (stads)niveau geregeld. Er lag ook veel meer verantwoordelijkheid bij de burger zelf: mensen moesten bijvoorbeeld zelf de straat en gracht rondom hun huis schoonhouden. Een ander verschil is dat volksgezondheid in de middeleeuwen sterk verweven was met religie en moraliteit, vertelt Coomans. ‘Ziekte en zonde lagen in elkaars verlengde. Een pestepidemie werd gezien als een straf van God. Dus als de pest heerste, was het bestrijden van losbandig gedrag een van de maatregelen die werden getroffen.’
Toch zijn er ook duidelijke parallellen te zien tussen vroeger en nu, merkt de historicus op, als je kijkt naar hoe de pest in de middeleeuwen bestreden werd en corona tegenwoordig. ‘Ik vond het heel interessant om te zien hoe we vooral aan het begin van de pandemie werden teruggeworpen op methoden uit de late middeleeuwen: quarantaine en social distancing. Waar geen vaccins of medicijnen beschikbaar zijn, is het beperken van interacties tussen mensen nog altijd de sleutel tot het bestrijden van infectieziekten.’
In de middeleeuwen dacht men dat zieke mensen de lucht om zich heen bedierven.
Bacteriën en virussen kenden ze in de middeleeuwen nog niet, vertelt Coomans, maar ze hadden wel een idee van besmetting. ‘Men dacht dat zieke mensen en rottende objecten de lucht om zich heen bedierven. Stank was daarvoor een belangrijke indicator. De maatregelen die uit dat idee voortvloeiden, kwamen eigenlijk op hetzelfde neer als een van de basismaatregelen die we hanteren in de huidige pandemie: afstand houden.’ In de middeleeuwse steden moesten huishoudens waar iemand aan de pest leed bijvoorbeeld zes weken in quarantaine, vertelt Coomans. Mensen die de pest hadden mochten niet naar de markt, en mochten alleen ’s ochtends vroeg even naar buiten. Als ze hun huis verlieten, moesten ze een witte stok van ongeveer anderhalve meter lang bij zich dragen, waarmee ze de afstand tot anderen in de gaten konden houden. Zo was voor iedereen meteen duidelijk dat ze besmettelijk waren.
De eerste grote pestepidemie, rond 1350, zorgde in heel Europa voor een enorme ontwrichting. Daarna kwam de pest nog vaak terug – in de Lage Landen zo eens in de tien jaar. Op een gegeven moment lag er een hele set aan maatregelen klaar die dan van stal werd gehaald, vertelt Coomans. ‘Straten en grachten werden dan bijvoorbeeld intensiever schoongemaakt, handel van goederen vanuit pesthuizen werd verboden, en steden namen speciale verzorgers aan voor mensen met de pest.’
Temidden van al die parallellen tussen heden en verleden is er volgens Coomans ook een les die we kunnen trekken uit de huidige pandemie. ‘Historici doen vaak wat besmuikt over de pestepidemieën in de middeleeuwen; vaak wordt gezegd dat men uit onwetendheid niet de juiste dingen deed om de ziekte tegen te gaan. Maar ook in de coronapandemie zie je dat er soms keuzes worden gemaakt die moeilijk uit te leggen zijn. Vaak komen die voort uit politieke afwegingen, niet zozeer uit onwetendheid. Daarnaast zie je dat mensen grote moeite hebben zich aan regels te houden die tegen hun gewoontes ingaan. De praktijk blijkt dus weerbarstig, en het is altijd makkelijker oordelen als je later terugkijkt. Daarom moeten we nooit laatdunkend doen over het verleden, dat is me heel duidelijk geworden.’
Hoe was de volksgezondheid georganiseerd in premoderne samenlevingen? En hoe verhoudt deze historische kennis zich tot onze huidige ervaringen met de pandemie en milieuvraagstukken? Op woensdag 10 november organiseert SPUI25 naar aanleiding van het verschijnen van het boek van Coomans de discussieavond 'Staying Healthy in a Medieval City', waar behalve de auteur zelf ook historici Guy Geltner, Claire Weeda en Manon S. Parry zullen ingaan op deze en andere kwesties. De avond wordt gesponsord door het ERC-project Healtscaping Urban Europe en het Amsterdam Centre for Urban History.