20 oktober 2021
Van Brummelen is filmmaker en beeldend kunstenaar en vormt een kunstenaarsduo met Siebren de Haan. Samen maken ze sinds 2002 films, waarbij ze zich vaak begeven in gebieden die door politiek en handel worden opgedeeld: grenszones, havens, landbouwgronden, mijnen. Bij deze projecten komt vaak langdurig veldwerk kijken en werken de kunstenaars nauw samen met de betrokkenen in het gebied. Daarbij merkten ze hoe allerlei actoren het maakproces beïnvloeden, en dus ook de films mede vormen.
Die ervaring was de aanleiding voor het promotieonderzoek, vertelt Van Brummelen. ‘Als kunstenaar wordt er vaak van je verwacht dat je werkt vanuit een afgebakend concept, maar in de praktijk zijn alle krachten die je op locatie tegenkomt – van autoriteiten tot lokale bewoners, berghellingen en regenbuien – sterk bepalend voor de werken die je maakt. Daardoor zijn we gaan nadenken over wat auteurschap nu eigenlijk is. De kunstenaar wordt als geestelijk eigenaar van een werk beschouwd, maar zijn wij echt de geestelijke bron, als zoveel anderen invloed hebben? Is er niet een manier om na te denken over een meer collectieve benadering van auteurschap?’
Om dit verder te onderzoeken, maakten Van Brummelen en De Haan twee participatieve documentaires: één met de vissersgemeenschap van Urk (Episode of the Sea, 2014) en één met de Marrons in Suriname (Dee Sitonu A Weti / Stones Have Laws, 2018). ‘We gingen samenwerkingen met deze groepen aan, omdat vissers en landbouwers net als wij te maken hebben met krachten die ze niet helemaal kunnen beheersen: de natuur, weersomstandigheden, politiek, inpoldering, stuwdammen’, legt de promovenda uit. De films gaan over hoe deze gemeenschappen omgaan met deze krachten om hen heen. Beide films kenden een brede distributie en werden vertoond in onder andere filmhuizen, kunstruimtes, onderwijsinstellingen en op diverse filmfestivals in binnen- en buitenland.
Vaak wordt gedacht dat degene die achter de camera staat de auteur is van het beeld, maar onze ervaring is dat degene voor de camera ook heel veel invloed heeft.
De lokale gemeenschappen speelden zelf een belangrijke rol in het maakproces van de films: in dialoog met hen ontwikkelden de kunstenaars de scripts, die vervolgens door Urkers en Marrons zelf voor de camera werden opgevoerd. Van Brummelen: ‘Vaak wordt gedacht dat degene die achter de camera staat de auteur is van het beeld, maar onze ervaring is dat degene voor de camera ook heel veel invloed heeft. En zelfs het publiek in de filmzaal is een soort co-auteur, omdat de gemeenschappen zich ervan bewust waren dat de films door hen bekeken zouden worden, en zich daardoor lieten beïnvloeden in het maakproces.’
In het proefschrift Drifting Studio Practice beschrijven de kunstenaars het maakproces van de films en reconstrueren wat ze van de twee samenwerkingen hebben geleerd. Een belangrijke bevinding, vertelt Van Brummelen, was dat ze tijdens het maken economische en juridische structuren tegenkwamen die co-auteurschap ingewikkeld maken. ‘Zo is het bij veel filmfestivals bijvoorbeeld niet mogelijk een film aan te melden als samengesteld collectief – er is alleen ruimte voor individuele auteurs. En bij het maken van Dee Sitonu A Weti werden we door onze financiers verplicht om zelf als Nederlandse makers het auteursrecht van de film op te eisen, terwijl we een co-auteurschap wilden aangaan met de Marrons in Suriname. Door de interactie met de Marrons kwamen we er bovendien achter dat wij zelf in zekere zin ook vastzitten in ideeën over eigenaarschap. Dat zette ons ertoe aan ons verder te verdiepen in de koloniale geschiedenis en het gedachtegoed van Hugo de Groot over eigendom, waarin ideeën over individueel auteurschap hun wortels lijken te vinden.’
De promotiecommissie wordt nu eigenlijk met dezelfde vraag geconfronteerd als wij.
In het promotietraject zelf kregen de kunstenaars ook met dit soort structuren te maken: hoewel ze het onderzoek grotendeels gezamenlijk uitvoerden, promoveert alleen Van Brummelen, omdat promoveren nu eenmaal een individuele aangelegenheid is. ‘Ook de structuren van de universiteit zijn erop gericht om individuen uit het collectief af te splitsen’, aldus de promovenda. ‘We begrepen van de promotoren dat sommige leden van de promotiecommissie zich afvroegen waarom één kunstenaar promoveert op een onderzoek dat door twee kunstenaars is gedaan. Wij vinden het zelf wel een interessante bijkomstigheid, dat de promotiecommissie nu eigenlijk met diezelfde vraag wordt geconfronteerd als wij: hoe kun je collectief auteurschap realiseren in een samenleving die sterk op individuen is gericht?’
Lonnie van Brummelen verdedigt het proefschrift Drifting Studio Practice op 27 oktober in de Agnietenkapel (10.00 uur). Het onderzoek maakt deel uit van het pilotproject Promoveren in de kunsten van NWO en het Mondriaan Fonds. Promotoren zijn prof. Patricia Pisters (Mediastudies, UvA) en dr. Henk Slager (Artistiek Onderzoek, HKU).