De bachelor Archeologie duurt drie jaar. Een studiejaar bestaat uit twee semesters. Een semester is opgebouwd uit twee blokken van 8 weken en een blok van 4 weken. Een studiejaar omvat 60 studiepunten (EC). In het eerste jaar van je studie volg je zo'n 10 tot 15 uur college per week. De andere uren besteed je aan zelfstudie. Je zoekt en bestudeert materiaal in de bibliotheek, je bereidt je voor op colleges of tentamens of schrijft een werkstuk. In het tweede en derde jaar heb je minder college-uren, maar besteed je meer tijd aan werkstukken en onderzoek.
Per semester volg je een aantal vakken van 6 of 12 EC, in de vorm van hoorcolleges, werkcolleges, computer-, materiaal- en veldpractica.
- Bij hoorcolleges licht de docent de stof toe die je van tevoren hebt bestudeerd.
- In een werkcollege werk je samen met de docent en je medestudenten aan de oplossing van bepaalde vraagstukken.
- Tijdens een practicum werk je individueel of samen met je medestudenten.
- Bij het computerpracticum leer je bijvoorbeeld gegevens verwerken met behulp van Access en Excel en werk je met het archeologische databeheer van Archis.
- Bij het materiaalpracticum maak je kennis met het materiaal uit de opgravingen en leer je dit te herkennen en te beschrijven. Niet alleen aardewerk, vuursteen en metaal komen aan bod, maar ook de biologische vondstgroepen, zoals botten, zaden, hout en leer.
- Tijdens veldpractica leer je alle opgravingstechnieken, zoals scherven wassen en nummeren, landmeten, het vlak opschaven, grondsporen ‘lezen' en interpreteren. Voor deze verplichte opgravingsweken ga je soms naar het buitenland. Aan het einde van je studie moet je een opgraving of een deel ervan zelfstandig kunnen leiden.
Verspreid over de onderwijsperiode van een vak krijg je verschillende toetsen: bij een 12 EC vak minimaal vier, bij een 6 EC vak minimaal twee.