21 november 2024
In Nederland kennen we een onderwijssysteem van openbare en bijzondere scholen. De overheid moet ervoor zorgen dat die openbare scholen er zijn en burgers hebben de grondwettelijke vrijheid om zelf een bijzondere school op te richten. Omdat onderwijs een publieke voorziening is, bracht dit onderzoek de opvattingen van Nederlandse burgers over openbaar en bijzonder onderwijs in kaart. Hoe wenselijk vinden we de vrijheden van scholen en het belang van gelijkheid in het onderwijs?
Deelnemers aan het onderzoek vonden het bijna unaniem (95 procent) wenselijk dat alle leerlingen op een school leren dat iedereen gelijkwaardig behandeld moet worden, in de samenleving, in de klas en op school. Ook moeten leerlingen op iedere school vergelijkbare kennis en vaardigheden opdoen over samenleven in een diverse en democratische samenleving. Tot slot vindt 92 procent school een belangrijke plek waar leerlingen (en leraren) over elkaars culturele achtergronden kunnen leren.
Burgers vinden het dus belangrijk dat we in Nederland een onderwijssysteem hebben waarin álle kinderen tot hun recht komen en er geen ruimte is voor segregatie, ongelijkheid en polarisatie.
Wat betreft de vrijheid van bijzondere scholen stelt ongeveer 40 procent dat school niet de plek is om leerlingen volgens de normen en waarden van het geloof van hun ouders of verzorgers te leren leven. Een ruime meerderheid (67 procent) vindt het ook onwenselijk als bijzondere scholen exclusief gevormd worden door leerlingen en leraren die een bepaald geloof hebben. En ongeveer een derde vindt het onwenselijk dat er bijzondere scholen met een religieuze of levensbeschouwelijke grondslag zijn.
Dit laat volgens de onderzoekers zien dat er brede steun voor gelijkheid in het onderwijs is, maar dat er dus verschillend wordt gedacht over de relatie tussen vrijheid en gelijkheid in het onderwijs. ‘Men maakt een onderscheid in soorten bijzondere scholen en kritiek lijkt vooral gericht op meer orthodoxe scholen’, stelt Remmert Daas, universitair docent onderwijswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en betrokken bij dit onderzoek. ‘Het onderzoek biedt hiermee voer voor het maatschappelijk debat over vrijheid en gelijkheid in ons onderwijsstelsel.’
Deze kritische noot bij bijzondere scholen betekent niet dat Nederlandse burgers levensbeschouwelijk onderwijs niet wenselijk vinden. Driekwart van de respondenten vindt het belangrijk dat leerlingen op school leren reflecteren op hun eigen levensbeschouwelijke waarden en die van anderen. En ongeveer de helft van de respondenten vindt het wenselijk dat leerlingen voor hun eigen geloofsovertuiging kunnen uitkomen en deze op school kunnen praktiseren.
Ook hieruit blijkt het dus wenselijk dat álle kinderen tot hun recht komen op school en dat leerlingen leren omgaan met diversiteit. Maar voor veel respondenten moet dit dus op een openbare school plaatsvinden. De helft ziet zelfs het liefst alleen maar openbare scholen.
De onderzoekers concluderen dat er alle aanleiding is om het huidige Nederlandse onderwijssysteem van openbare en bijzondere scholen grondig onder de loep te nemen. Dat betekent volgens hen niet dat we meteen alle bijzondere scholen moeten afschaffen, maar wel dat we met elkaar in gesprek moeten gaan over de toekomst van het systeem.
Het panelonderzoek is uitgevoerd onder 1461 leden van het I&O Research Panel. Dat is een panel van Ipsos I&O met ruim 37.000 leden, waarvan Ipsos I&O actief leden werft om een representatieve steekproef van de Nederlandse samenleving te vormen. Een selectie van het panel is op 11 maart 2024 uitgenodigd om de vragenlijst in te vullen. De vragenlijsten zijn ingevuld tussen 11 en 25 maart 2024. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam en mede gefinancierd door VOS/ABB en VOO.
Daas, R., de Groot, I., Hendrick, L., & de Ruyter, D. (2024). Vrijheid en gelijkheid in het onderwijs in Nederland: Wenselijke uitgangspunten volgens burgers. Universiteit voor Humanistiek & Universiteit van Amsterdam.