Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Hoewel biologie oorspronkelijk niet haar eerste studiekeuze was, is Annemarie van Wezel in dat vak uitgegroeid tot een vooraanstaande milieuwetenschapper die regelmatig door de pers wordt benaderd vanwege haar expertise op het gebied van waterkwaliteit. Zo ook de afgelopen maanden waarin zij als hoogleraar en wetenschappelijk directeur van het IBED (Institute for Biodiversity and Ecosystem Dynamics) meermaals werd geïnterviewd over de belabberde staat van het Nederlandse oppervlaktewater.

Van Wezel onderstreept hoe groot de zorgen in de maatschappij zijn over de aanwezigheid in het milieu van plastic en chemicaliën die hormoonverstorend werken of zouden kunnen leiden tot ADHD, verminderde vruchtbaarheid, ontwikkelingsstoornissen, veranderingen in de immuunrespons, etc. Ze noemt het een schande dat een land als Nederland, met zoveel water en waterkennis, toch het meest vervuild is van heel Europa.

Hoe heeft het zover kunnen komen?

Dat heeft vooral te maken met de hoge bevolkingsdichtheid en intensieve landbouw en industrie, maar Van Wezel wijst ook op de decentralisatie van het milieubeleid sinds de jaren 90. Dit heeft er onder meer toe geleid dat niemand in Nederland over het complete overzicht beschikt van actuele lozingsvergunningen, een overzicht dat in andere landen zoals België wél voorhanden is.

Het excuus dat Nederland nu eenmaal het afvoerputje van West-Europa is en dat onze delta vooral via de binnenstromende rivieren wordt vervuild, schuift ze resoluut terzijde. Van Wezel: ‘Onderzoek naar vervuiling met medicijnresten heeft aangetoond dat onze eigen bijdrage in de meeste oppervlaktewaterlichamen veel groter is dan die van onze buren.’ Het Planbureau voor de Leefomgeving becijferde in 2023 dat slechts 0,4% van de Nederlandse wateren aan de Kaderrichtlijn Water voldoet voor stoffen die specifiek voor het betreffende stroomgebied zijn aangewezen. Nederland heeft keer op keer uitstel gevraagd, maar zal in 2027 moeten voldoen aan deze Europese richtlijn voor schoon en ecologisch gezond water.

Van Wezel: ‘Er wordt weinig vooruitgekeken naar wat het betekent om die persistente verbindingen maar in het milieu te blijven lozen. Als er niet wordt ingegrepen, zullen de concentraties in het water onherroepelijk verder oplopen met negatieve gevolgen voor zowel onze gezondheid als die van het ecosysteem. Het wordt vaak lastig gevonden om in te grijpen in productieprocessen, maar uiteindelijk kan er met behulp van technologie vaak heel veel en is dat ook in het belang van de industrie zelf. Zo voorkom je een slecht imago, zorgen bij omwonenden en waardevermindering van fabrieken omdat de uitstoot niet up-to-date is.’ Een voorbeeld van dat laatste is het Zweedse staalbedrijf SSAB, dat afzag van de overname van TATA Steel IJmuiden omdat de Zweden TATA niet ‘in lijn konden brengen’ met hun duurzaamheidsdoelstellingen.

Jan Specker, promovendus van Annemarie, neemt watermonsters in Eibergen bij een infiltratieplek van waterbedrijf Vitens .

Honderdduizenden chemicaliën

Van Wezel werkt veel samen met waterbedrijven. Haar en hun grootste zorgen betreffen de persistente, giftige, goed wateroplosbare en bio-accumuleerbare stoffen, die laatste twee omdat ze respectievelijk het lastigst te verwijderen zijn en zich ophopen in de voedselketen. De hoeveelheid nieuwe chemicaliën die er dag in dag uit bijkomt is onvoorstelbaar groot. Bij de Chemical Abstract Service in de Verenigde Staten staan inmiddels miljoenen chemische stoffen geregistreerd en een paar jaar geleden waren er daarvan al 350.000 toegelaten tot de markt.

Van Wezel: ‘Ik hou niet zo van de wel heel vaak gebruikte term “complexe problemen”, maar als die stoffen in het milieu of ons lichaam belanden, vinden daar allerlei omzettingsreacties plaats met als resultaat een veelvoud van de originele 350.000 verbindingen aan nieuwe transformatieproducten.’

Hoe veilig is en blijft ons kraanwater?

In een interview door omroep Human waarschuwde Van Wezel dat ‘de dosis het gif maakt’ en dat we, als we zo doorgaan, ‘met zekerheid op niveaus zullen komen die problematisch zijn voor zowel de ecologische als de menselijke gezondheid’. De vraag naar het gevaar van PFAS dringt zich op, de ‘forever chemicals’ die de deskundigen zorgen baren omdat ze een risico vormen voor de gezondheid van mens en milieu. Van Wezel wijst op de aanstaande promotie van haar promovendus Mohammad Sadia, die nieuwe technieken heeft ontwikkeld voor onderzoek naar de aanwezigheid van PFAS in drinkwaterbronnen.

Een van Sadia’s conclusies is dat vooral de PFAS-stoffen met korte molecuulketens, die zich het makkelijkst verspreiden, overal voorkomen in het Nederlandse grondwater, dat onder andere voor de winning van drinkwater wordt gebruikt. Daarom heeft hij ook gekeken naar de efficiëntie van de gebruikte zuiveringstechnieken. De gebruikte koolfilters bleken goed te kunnen werken maar bij verzadiging juist weer PFAS los te laten en schoon water te kunnen vervuilen.

De drinkwaterbedrijven hebben de noodklok geluid dat het steeds moeilijker wordt om schoon water te produceren en dat dit zo niet door kan gaan. Van Wezel beaamt dat de watertechnologie niet alles eruit kan halen, maar op de vraag of ze zelf inmiddels op bronwater is overgestapt, vertelt ze dat ze zelfs in restaurants – tot ergernis van haar kinderen – altijd om kraanwater vraagt.

Van Wezel: ‘Er zal in Nederland altijd schoon drinkwater uit de kraan blijven komen, het is alleen de vraag tegen welke prijs. We kunnen inmiddels kraanwater maken van zeewater en zelfs van rioolwater. Voor oppervlaktewater worden steeds nieuwe technieken ingezet en middelen waarbij de natuur ons een handje helpt, zoals langdurige opvang in infiltratiebekkens of in de duinen.’ Enthousiast wijst Van Wezel erop dat de drinkwatersector één van de grootste natuurbeheerders van Nederland is.

Annemarie van Wezel op het USP-jaarevenement in 2023.

Water als drijvende kracht

De waterproblematiek wordt niet altijd als integraal onderdeel van klimaatverandering beschouwd, terwijl dat volgens Van Wezel wel zou moeten: ‘De klimaatdiscussie is natuurlijk behoorlijk dominant geworden en gaat veel over waterkwantiteit. Ik zeg altijd: water kan te veel, te weinig of te vies zijn, en dat is allemaal even belangrijk. In het debat over klimaatverandering is aanvankelijk vooral aandacht besteed aan te veel water, maar nu komt er gelukkig ook meer oog voor te vies en te weinig water.’ Andere dwarsverbanden met klimaatverandering zijn de in het oppervlaktewater aangetroffen chemicaliën en plastic, welke vaak zijn geproduceerd met fossiele brandstoffen.

Via de waterkwaliteit kunnen volgens Van Wezel ook makkelijker andere doelen worden bereikt. Een mooi voorbeeld daarvan vindt ze de huidige aandacht voor alle in het water aanwezige onzichtbare synthetische chemicaliën: een direct resultaat van alle aandacht die is gegenereerd voor de veel zichtbaarder plasticvervuiling. Van Wezel: ‘Water is iets wat heel dicht bij ons staat, schoon water is een grote wens die echt leeft en spoort ons aan tot verandering.’

Kennis moet landen in de maatschappij

Van Wezel heeft vóór haar overstap naar de UvA voor onder meer Rijkswaterstaat, RIVM en het Planbureau voor de Leefomgeving gewerkt. Ze zegt dat dit verleden meespeelt in het grote belang dat ze hecht aan de toepasbaarheid van wetenschappelijk onderzoek. Van Wezel: ‘Ik zie heel graag dat de bij ons opgedane kennis landt in de maatschappij en daar ten goede wordt gebruikt.’ De onderzoekers van IBED hebben natuurlijk de academische vrijheid om zelf hun onderwerpen te kiezen, maar Van Wezel richt zich veelal op projecten die bijdragen aan kennis waarvan de maatschappij profijt kan hebben. 

Op de vraag waarop ze ooit met trots hoopt terug te kijken, begint ze eerst over haar promovendi en collega’s en haar eigen plezier in het werk, en daarna over haar ambitie om nieuwe methoden te ontwikkelen voor het meten van de aanwezigheid van chemische stoffen en het reeds in de ontwikkelingsfase kunnen beoordelen van hun eventuele schadelijkheid.

En als laatste, en hier begint ze te glimmen, zou ze nog heel graag een nieuw risicobeoordelingsparadigma willen ontwikkelen, zodat de riscicobeoordeling niet meer stof voor stof gedaan hoeft te worden maar meteen de samenhang en interactie tussen de verschillende chemicaliën kan meewegen. Nu alleen nog even de tijd vinden om daar een mooi onderzoeksvoorstel voor te schrijven…

Elles Tukker
UvA Sustainability Platform (USP)