Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Vaardighedendocent Wouter van Hilten legt uit waarom het vaardighedenonderwijs van de Amsterdam Law Firm zo belangrijk is. In dit vak wordt het onderwijs altijd aan de andere vakken die op dat moment worden gegeven gekoppeld. ‘Je ziet studenten die net van de middelbare school komen opgroeien tot juristen in spe.’

Waarom ben je vaardighedendocent geworden?

‘Ik ben vorig jaar afgestudeerd aan de VU. Ik wilde graag bij een universiteit werken, omdat het een plek is die me inspireert. Als vaardighedendocent probeer je studenten concreet op te leiden. Aan de hand van een dossier of een heel specifieke opdracht laat je studenten zien wat ze later in de praktijk gaan doen. Dat vind ik heel leuk.’

Hoe ga je te werk?

‘In het vak Amsterdam Law Firm koppelen we ons onderwijs altijd aan de andere vakken die op dat moment worden gegeven. Toen studenten in blok 1 Strafrecht hadden, werkten ze bij ALF ook aan een strafrechtdossier. Een docent speelde de cliënt en stelde vragen tijdens een intakegesprek. Zo ervaren studenten al in hun eerste jaar hoe je een gesprek voert met een cliënt en hoe je juridisch onderzoek doet. Kun je bijvoorbeeld argumenten bedenken waarmee de cliënt de zaak wellicht kan winnen? Uiteindelijk maakten ze een adviesbrief die begrijpelijk is voor een cliënt zonder juridische kennis.

Het ALF-vak is zo belangrijk omdat het de basis legt voor later. Je kunt heel goed kennis van alle regels hebben, maar dat maakt je nog niet per se een goede advocaat, rechter of wetenschapper.’

Wat vinden studenten van het vak?

‘Uit de vakevaluaties blijkt dat studenten veel binding met elkaar en met de docent voelen door hoe dit onderwijs is ingericht. Omdat we werken met kleinschalige groepen van ongeveer 15 studenten, leren ze elkaar goed kennen. Het zijn geen colleges; het is activerend onderwijs. Ik ondersteun studenten terwijl zij aan een opdracht werken.

De vaardighedenlessen worden relatief vaak gegeven: 2 keer 2 uur per week in het eerste jaar, 1 keer 2 uur per week in het tweede jaar. De studenten leren mij als docent daardoor goed kennen. Bovendien zijn we naast docent ook mentor.’

Wat houdt het mentorschap in?

‘Onze studenten kunnen bij ons terecht met inhoudelijke ALF-vragen, maar ook met studiegerelateerde persoonlijke kwesties. We voeren soms gesprekken met studenten die niet zo lekker in hun vel zitten, omdat we vaak hun eerste aanspreekpunt zijn. Afhankelijk van waar ze precies tegenaan lopen, verwijzen wij ze door naar de studieadviseurs, onderwijsbalie, examencommissie of een studentpsycholoog.’

Je hebt de Gascaria Masterscriptieprijs 2024 gewonnen. Wat betekent dat?

‘Deze scriptieprijs wordt uitgereikt voor scripties die een brug slaan tussen rechtsgeleerdheid en de geesteswetenschappen. Voor mijn scriptie Anima Mundi: Decolonizing property theory to fight climate change heb ik onderzoek gedaan naar dekoloniale stemmen over klimaatverandering en het eigendomsrecht. Ik heb onder anderen Afrikaanse en Indiase auteurs bestudeerd, maar ook Australische Aboriginals voor een zo breed mogelijke visie op klimaatverandering. Klimaatverandering is een globaal probleem, maar over het algemeen kijken we vanuit westerse perspectieven. Voor de wereld zou het misschien beter zijn als we onszelf zien als een soort hoeders van de natuur, zoals sommige inheemse volkeren bijvoorbeeld doen.’

Spelen globale perspectieven ook een rol in het vaardighedenonderwijs?

‘Het eerste jaar focussen we met name op Nederlands recht. In het tweede jaar gaan we wel onder meer aan de slag met strategic climate litigation, dus het aanspannen van strategische klimaatzaken op bijvoorbeeld Europees of internationaal niveau. In de toekomst zullen we dat soort perspectieven hopelijk meer en meer in het onderwijs integreren.’

Wat zeg je tegen juristen die overwegen om vaardighedendocent te worden?

‘Ik heb er geen seconde spijt van gehad. Je ziet studenten die net van de middelbare school komen opgroeien tot juristen in spe. Iemand die volstrekt niet weet hoe een wettenbundel werkt, haalt na een halfjaar al op de automatische piloot het juiste artikel uit het Burgerlijk Wetboek erbij. Voor elke docent is het fijn om te zien wat voor ontwikkeling studenten doormaken. Juist vanuit het vaardighedenperspectief zie je dat heel goed.’