Kasper Krzemiński nieuwe hoogleraar Executie- en Beslagrecht
30 september 2021
Als bijzonder hoogleraar aan de UvA gaat Kasper Krzemiński onderzoek doen en onderwijs geven op het gebied van het executie- en beslagrecht, met als focus de positie van de deurwaarder. De leerstoel is ingesteld namens de Stichting Leerstoel Executie- en Beslagrecht, met steun van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG).
Krzemiński gaat onder meer onderzoeken hoe het innen van vorderingen efficiënter en effectiever kan worden ingericht, zonder dat dit de rechtsbescherming aantast. Bij veel schulden gaat het om relatief kleine, onbetwiste bedragen, zoals openstaande huur- of telefoonrekeningen. De (maatschappelijke) kosten om dit soort schulden te innen, zijn onevenredig hoog, licht hij toe.
‘Je moet naar de rechtbank, griffierecht betalen en een deurwaarder inschakelen. De proces- en incassokosten lopen snel op waardoor de schuld alleen maar groter wordt. Schuldenaren raken zo dieper in de schulden, terwijl schuldeisers met lege handen blijven staan. Ondertussen worden de rechterlijke macht en de gerechtsdeurwaarder onnodig belast. Dit maatschappelijke probleem vraagt om een goed doordachte oplossing.’
Schuldenaren raken steeds dieper in de schulden, terwijl schuldeisers met lege handen blijven staan
Er moeten efficiëntere manieren zijn om onbetwiste vorderingen te innen, meent Krzemiński, al mag daarbij de rechtsbescherming van de schuldenaar niet worden aangetast. Een betalingsbevelprocedure, zoals binnen de Europese Unie al voor internationale gevallen geldt, zou uitkomst kunnen bieden, denkt hij. ‘Als in een snelle en eenvoudige procedure met standaardformulieren een executoriale titel kan worden verkregen voor onbetwiste vorderingen, is dit een mooi alternatief voor het voeren van gerechtelijke procedures waarin de schuldenaar veelal niet verschijnt.’
Krzemiński gaat ook onderzoek doen naar de grondslagen van het executie- en beslagrecht. Wat is de rechtvaardiging voor de inzet van dwangmiddelen? Welke eisen stellen we aan de executoriale titel die hiertoe machtigt en hoe waarborgen we dat deze dwangmiddelen proportioneel worden ingezet?
Verder is de positie van de gerechtsdeurwaarder een belangrijk onderzoeksthema. De deurwaarder bekleedt een bijzonder ambt, maar is tegelijkertijd ondernemer die niet-ambtelijke werkzaamheden, zoals incassowerk, verricht. ‘Daarin schuilt een zeker spanningsveld’, vindt Krzemiński. ‘Het is belangrijk fundamenteel onderzoek te doen naar de positie van de deurwaarder. Over welke bevoegdheden moet de deurwaarder beschikken en is de inzet hiervan verenigbaar met commercieel incassowerk?’