Faculteit der Rechtsgeleerdheid
6 november 2018
‘We kunnen allemaal naar haar opkijken als een bron van inspiratie en steun’. Vijf jaar geleden schreef een groep vrouwelijke promovendi en hoogleraren een betoog aan de toenmalige decaan Edgar du Perron. Hierin noemen ze het ‘onverdedigbaar’ dat er in de FdR-faculteitskamer alleen portretten hangen van mannelijke decanen en niet van de vrouwelijke decaan Hazewinkel-Suringa.
Op een facultaire bijeenkomst in december 2013 boden ze Du Perron een fotoportret aan van Derkje Hazewinkel-Suringa, in de hoop dat dit een plek zou krijgen tussen de portretten in de faculteitskamer.
Geschiedenis rechtgezet
Het bestuur toonde zich destijds welwillend tegenover het initiatief. Ook Folia wijdde er een artikel aan. Nu, een aantal jaar na dit eerste initiatief, is de geschiedenis rechtgezet in de vorm van een portret van Derkje Hazewinkel-Suringa in de faculteitskamer. Op initiatief van decaan André Nollkaemper is het portret geschilderd door portretschilderes Irma Braat. Afgelopen donderdag, tijdens het faculteitscolloquium, is het portret in aanwezigheid van de familie van Hazewinkel-Suringa onthuld.
Over Derkje Hazewinkel-Suringa
Derkje Hazewinkel-Suringa werd in 1932 hoogleraar Strafrecht aan de UvA, en daarmee de eerste vrouwelijke jurist die hoogleraar werd. In 1939 werd ze decaan van de rechtenfaculteit. Haar benoeming tot hoogleraar is destijds niet zonder kritiek gebleven. In die tijd was het gebruikelijk vrouwelijke ambtenaren te ontslaan zodra ze trouwden en kinderen kregen.
In 1942 diende Hazewinkel-Suringa het voorstel in om de universiteit te sluiten naar aanleiding van het ontslag van Joodse hoogleraren. Dit voorstel werd echter niet aangenomen en Hazewinkel werd ontslagen. Na de oorlog werd Hazewinkel-Suringa hersteld in haar functie als hoogleraar. In 1959 ging ze met emeritaat.