Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Alfons Hoekstra, hoogleraar Computational Science & Engineering, is per 1 juli wetenschappelijk directeur van de nieuwe Molecular and Materials Design Technology hub. ‘We willen nieuwe moleculen en materialen maken op basis van diepgaande kennis over moleculen en materialen, en met behulp van slimme AI en simulaties. Dit moet impact maken in de onderzoeksthema's Health en Green. De hele faculteit kan aansluiten.’
Alfons Hoekstra
Alfons Hoekstra. Copyright: UvA

Alfons Hoekstra was in zijn vorige rol als directeur van het Informatics Institute nauw betrokken geweest bij het vormgeven van de nieuwe Molecular and Materials Design (MMD) Technology hub. In deze hub gaat technologisch gericht onderzoek worden verricht met de focus op moleculen en materialenonderzoek.  

Waarom die focus op moleculen en materialenonderzoek? 

‘Als je om je heen kijkt in de experimentele instituten, dan zie je dat daar heel veel ongelooflijk sterk onderzoek zit op het gebied van materialen en moleculen. We zien ook dat we unieke apparatuur in huis hebben om innovatief onderzoek te kunnen doen. Dus we willen nieuwe moleculen en materialen maken op basis van diepe kennis over moleculen en materialen en met behulp van slimme AI en simulaties. Dit moet impact maken in de onderzoeksthema's Health of Green.’ 

Hoe kan de MMD hub precies bijdragen aan dat onderzoek?

‘Wat heel belangrijk is, is het idee van versnellen van wetenschappelijke ontdekkingen. Dat is een cirkel, waarbij je bijvoorbeeld een experiment hebt waarbij je de eigenschappen van een materiaal gaat meten. Daar komt data uit. Die data stop je in een model, wat op basis van je experiment weer voorspellingen doet van ‘Als je dat net even anders doet, dan kan dat materiaal betere eigenschappen krijgen’. Op basis van die voorspelling, ga je vervolgens automatisch een nieuw materiaal maken. Dit stop je dan weer in je experiment. Dus die cirkel willen we sluiten.’ 

‘Dit concept gaat mensen bij elkaar brengen. En dat is dus ook het idee, dat we zoveel mogelijk nieuwe samenwerkingen maken, in principe tussen alle instituten. En er zit een hele sterke technologische component aan, omdat het gaat over optimalisatie van eigenschappen.’ 

Waar kijk je het meest naar uit binnen je nieuwe rol als wetenschappelijk directeur van de MMD hub?

‘Ik ben een bouwer, ik vind het leuk om van niets iets te maken. We hebben heel veel momentum en nu moet het gaan rollen. Dat vind ik het leukste, om dat een enorme zet te geven en ervoor zorgen dat we over een jaar een hele levendige MMD gemeenschap hebben. Er is ook heel veel steun vanuit zowel de instituutsdirecteuren als de wetenschappers. Dus dat wordt mijn rol, om iedereen samen te brengen en samen sneller verder te komen.’ 

Voorzie je nu al uitdagingen om dit te realiseren in de komende jaren?

‘Er komt financieel een mindere periode aan, dat weten we allemaal. Wat dat gaat betekenen voor de FNWI, voor de verschillende instituten en daarmee voor dit initiatief, dat kan ik op dit moment niet beoordelen. Maar ik weet wel dat het financieel moeilijk wordt.’ 

‘Daar kun je heel erg somber over worden, maar misschien is deze MMD hub een manier om te kijken naar nieuwe vormen van wetenschappelijk onderzoek en financiering daarvan. Ik denk dat we bijvoorbeeld in publiek-private samenwerking nog een hoop kunnen doen. Dat betekent dat je met bedrijven moet gaan praten om te kijken of zij interesse hebben om een deel van het onderzoek mee te betalen. Want wij gaan hier hele innoverende dingen doen die voor zo'n bedrijf ook interessant kunnen zijn.’ 

Wat hoop je over twee jaar te bereiken?

‘Ik wil echt de MMD hub in de beginfase vormgeven. Over twee jaar moet er een bruisende community staan. Met name jonge stafleden die hier hun carrière verder gaan ontwikkelen. Er moet echt iets staan wat volume heeft. Ik hoop dat het zo groot wordt dat het zichzelf ook kan bedruipen, dat er geen geld vanuit de faculteit meer bij hoeft. En het belangrijkste is baanbrekende wetenschap. Geweldige publicaties en goede proefschriften. Dus in termen van succes: een bruisende community, een groter volume en geld, en nationale, internationale erkenning van dit initiatief.’