10 januari 2024
In 2030 moet 70 procent van het elektriciteitsverbruik in Nederland uit hernieuwbare bronnen komen. Om dit klimaatdoel te halen, is afgesproken dat er naast windparken op zee, ook windmolens op land komen. Alle provincies zijn daarvoor samen met hun gemeenten aan zet. Veel gemeenten onderzoeken hiervoor al specifieke gebieden op geschiktheid. Het komt helaas voor dat vogels tegen de wieken of de mast van een windturbine aanvliegen. Het risico op een aanvaring hangt nauw samen met het vlieggedrag en de vlieghoogte van vogels. Dat verschilt per soort, seizoen en tijdstip op de dag.
Weersomstandigheden kunnen sterk bepalend zijn voor de hoogte waarop vogels vliegen. Bij tegenwind vliegen vogels lager dan wanneer ze met de wind in de rug op grote hoogte vooruit worden geblazen. Weersomstandigheden en het landschap met haar kustlijnen, dijken, bebouwing en groenstructuren beïnvloeden ook waar vogels langs vliegen. Dat geldt zowel voor de trek van vogels naar hun overwinteringsgebied, als ook onderweg van een slaapplek naar een plek om voedsel te zoeken.
Het is wettelijk verplicht om vooraf aan de komst van windturbines goed onderzoek te doen naar de mogelijke effecten op de natuur, waaronder vogels. Hierbij wordt veel gebruik gemaakt van bestaande kennis en data, o.a. uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en de landelijke Windturbinegevoeligheidskaarten van SOVON Vogelonderzoek Nederland.
Wanneer vliegroutes en vlieggedrag op regionaal schaalniveau beter in beeld zijn, dan kan daar bij de uiteindelijke locatiekeuze voor windturbines nog beter rekening mee worden gehouden. Belangrijke vliegroutes kunnen worden ontzien, bijvoorbeeld door windturbines tijdelijk stil te zetten.
De UvA doet onderzoek naar de regionale vliegroutes en vlieggedrag binnen de provincie Noord-Holland, gebruik makend van de weerradardata van de KNMI in Den Helder en Herwijnen. Daarnaast wordt een speciale vogelradar in ARTIS gebruikt, die onderdeel is van het nationaal biodiversiteitsproject ARISE. De combinatie van de verschillende radartypen geven een zo volledig mogelijk beeld van waar en hoe hoog vogels vliegen, met meer regionale details dan momenteel beschikbaar.
Het onderzoek is eind 2022 door UvA gestart met een cofinanciering door provincie Noord-Holland, gemeente Amsterdam en gemeente Diemen, en heeft een doorlooptijd tot medio 2024.
Resultaten uit bovenstaand onderzoek worden meegenomen en gekoppeld aan (inter)nationaal onderzoek, waar UvA aan deelneemt: GloBAM.