21 november 2017
Een windmolenpark ver op zee, zodat niemand last heeft van een verstoord uitzicht. En waar het bovendien extra hard waait en er dus lekker veel energie binnenkomt; een win-win situatie zou je denken. Maar wat zijn de effecten van de aanleg van zo'n windpark voor de natuur? Dat onderzoekt Luuk Folkerts van Gemini Windpark. Om er achter te komen wat de gevolgen zijn voor de kleine mantelmeeuw, schakelde hij de hulp van de UvA in. 'Dankzij dit onderzoek weten we straks niet alleen of er effecten zijn van het aangelegde windpark, maar vergaren we vooral meer kennis over het gedrag van de kleine mantelmeeuw,' vertelt Folkerts.
Folkerts houdt zich bezig met de milieumonitoring bij Gemini Windpark. 'We hebben jaren geleden een vergunning gekregen van de overheid voor de bouw van het windpark. Voorwaarde is dat we de effecten op het milieu moeten monitoren en rapporteren. Van een aantal dingen was vooraf niet duidelijk wat de gevolgen precies zullen zijn. We kijken met name naar de effecten op een aantal diersoorten: bruinvissen, vogels, vleermuizen en zeehonden.'
Het inmiddels in gebruik genomen windmolenpark ligt zo'n zestig kilometer ten noorden van Schiermonnikoog. Op het eiland broeden kolonies van kleine mantelmeeuwen. 'De kleine mantelmeeuw is de enige vogelsoort die tijdens het broedseizoen vanuit de kolonie wel eens zo ver de zee op gaat om te foerageren. Het is de vraag of ze last van het windpark hebben – het is echt wel heel ver – maar we hebben een onderzoeksverplichting. Omdat de afstand zo fors is, loop je het risico dat we onderzoek doen naar een effect wat er niet blijkt te zijn. Dus hebben we gezocht naar een onderzoeksvoorstel waarbij, ook als blijkt dat de vogels niet of nauwelijks naar het windpark komen, er toch zinvolle nieuwe dingen geleerd worden.'
Voor onderzoek schakelt Folkerts vaak de hulp in van commerciële onderzoeksbureaus. 'Ik kan met onze onderzoeksvragen prima naar een commercieel bureau als we vrij precies weten wat er gedaan moet worden. Bijvoorbeeld: meet het geluid onder water op 750 meter van de bron. Maar hier was de onderzoeksvraag nog open. We willen meer weten over de kleine mantelmeeuw en de broedkolonie op Schiermonnikoog. Waarom doen ze wat ze doen? Waarom gaan ze ergens wel of niet heen?' legt hij uit.
'Het gaat wel over de interactie met het windpark, maar we willen vooral fundamentele kennis vergaren. Dus was het slim om de universiteit er bij te halen. Zo’n open onderzoeksvraag, dat werkt heel goed bij de universiteit. Nu zit er echt een promovendus op. Die gaat vier jaar onderzoek doen, waarvan je van te voren niet kunt uittekenen wat het op gaat leveren, maar waarvan je wel weet dat het bijdraagt aan de wetenschappelijke kennis.'
Waarom koos Folkerts voor de UvA? 'De vakgroep Theoretical and Computational Ecology van het Institute for Biodiversity and Ecosystem Dynamics (IBED) aan de UvA heeft veel kennis in huis. Zo zijn ze bijvoorbeeld ontwikkelaars van de UvA-BiTS, kleine lichtgewicht zendertjes die werken op zonnecelletjes en heel nauwkeurig de coördinaten en bewegingen van de vogels monitoren. Er zit ook een hele onderzoeksdatainfrastructuur bij. Zodoende ben ik bij deze vakgroep uitgekomen.'
Een van de interessantste eigenschappen van de zenders is dat ze programmeerbaar zijn. Normaal slaan ze bijvoorbeeld elke 10 minuten hun positie op. Meer data kost te veel energie en geheugen. De zenders zijn in dit onderzoek zo geprogrammeerd dat, zodra in de buurt van het windpark, ze elke 3 seconden de positie opslaan. Zo hopen we precies te zien hoe de vogels zich daar gedragen, of ze zich anders gaan bewegen en hoe ze op turbines reageren.'
'De universiteit is een heerlijke omgeving om te werken. We hebben duidelijke afspraken kunnen maken, zonder precies te weten wat we de komende jaren allemaal tegenkomen. We gaan er heel open in, dat is heel leuk.'