Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Dak- en thuislozen eerst een vaste woonplek bieden om hen van daaruit te laten werken aan herstel op verschillende leefgebieden, zoals werk en mentale gezondheid. Dat is de kern van het zogeheten living lab “Eerst een Thuis”. Die aanpak is succesvol, zo blijkt uit onderzoek van socioloog Nienke Boesveldt en antropoloog Merel Otto van de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Inmiddels zijn 250 mensen in Utrecht geholpen aan de hand “Eerst een Thuis”, en dat worden er nog meer. Volgens de traditionele benadering verbleven dak- en thuislozen vaak eerst lang verblijven in opvangvoorzieningen voordat zij een stabiele eigen woonplek kregen; nu wordt dat juist omgedraaid.

Onafhankelijk van de complexiteit van de individuele problematiek dragen de veiligheid en rust van een eigen woning bij aan de snelheid van het herstel van (ex-)dak- en thuislozen op verschillende leefgebieden, zoals werk en mentale gezondheid. En daarmee aan het verminderen van de kans op terugval en de behoefte aan vervolgzorg en/of -ondersteuning.

Van overleven naar leven

UvA-socioloog Nienke Boesveldt en UvA-antropoloog Merel Otto onderzochten hoe het herstel van deelnemende bewoners verliep en in hoeverre Eerst een Thuis leidt tot een echt duurzaam herstel, vertelt: ‘Ze beschrijven herstel als “uit de overlevingsstand komen”, waarin men weer gaat leven in plaats van overleven. Een van hen vertelt: Ik denk dat dat voor mij hetzelfde is als voor heel veel anderen: routinematig, gelukkig leven. Herstel is de weg daarnaartoe. Utrecht is landelijk voorloper, ik hoop dat het de stad lukt hier aan vast te blijven houden nu dakloosheid toeneemt.’

Dr. N.F. (Nienke) Boesveldt

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Programmagroep: Political Sociology: Power, Place and Difference