1 september 2023
Op de leeftijd van 15 jaar hebben leerlingen met een kansarme achtergrond gemiddeld zeven keer zoveel kans onder te presteren op school als andere leerlingen. Zo ontstaat er zogenaamde prestatieongelijkheid: leerlingen met gelijke capaciteiten presteren ongelijk. Dit is een enorme verspilling van talent en heeft grote gevolgen voor het volwassen leven.
Eddie Brummelman (pedagogisch wetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam) en Constantine Sedikides (sociaal psycholoog aan de Universiteit van Southampton) onderzochten de rol die het zelfbeeld hierin speelt. Hoe denken kinderen met een kansarme achtergrond over zichzelf? Hoe wordt dit zelfbeeld in stand gehouden in het klaslokaal? En welke impact heeft dit op hun prestaties? ‘Deze vragen zijn belangrijk, omdat ze inzicht geven in hoe ongelijkheid in het hoofd van leerlingen kan kruipen’, legt Brummelman uit.
Voor hun analyse spitten de wetenschappers honderden studies door naar zelfbeeldontwikkeling en prestatieongelijkheid in het basis- en voortgezet onderwijs. Ze brachten daarbij inzichten uit de psychologie, pedagogiek, onderwijswetenschappen en sociologie bij elkaar. Ze definieerden een kansarme achtergrond als een lage sociaaleconomische status (SES) van het gezin waarin het kind opgroeit.
Uit de analyse komt naar voren dat leerlingen met een kansarme achtergrond zichzelf minder intelligent vinden, het gevoel hebben dat hun gebrek aan intelligentie vaststaat (een ‘fixed mindset’), zich minder waardevol voelen en denken dat ze minder rechten hebben dan anderen. ‘Dit was ongeacht hun daadwerkelijke vaardigheden en prestaties en dus niet realistisch’, aldus Brummelman.
De onderzoekers laten vervolgens zien hoe dit negatieve zelfbeeld in stand wordt gehouden door stereotype denkbeelden van leerkrachten in hun dagelijkse interacties met leerlingen. ‘Kinderen met een kansarme achtergrond worden vaak onterecht gezien als minder slim en minder goed in staat om te leren. Ze krijgen onterecht lagere schooladviezen, minder voorkeursbehandeling en vaker ontmoedigende feedback, wat hun negatieve zelfbeeld veroorzaakt of bekrachtigt’, vertelt Brummelman. ‘Soms is deze ontmoedigende feedback goedbedoeld. Denk aan ongevraagde hulp wanneer een kind iets moeilijk vindt of een overdreven compliment wanneer een kind iets goed doet.’
De wetenschappers benadrukken dat ze de schuld beslist niet bij een individu leggen. ‘We laten zien hoe leerkrachten én leerlingen gevangen zitten in een sociaal-culturele context waarin ze door stereotype denkbeelden worden beïnvloed.’
Het negatieve zelfbeeld van leerlingen met een kansarme achtergrond wordt volgens de onderzoekers versterkt in omgevingen die meritocratische denkbeelden omarmen. ‘Meritocratie betekent: succes is je eigen verdienste en falen is je eigen schuld. Dit denkbeeld komt op veel scholen tot uiting. Denk aan scholen die allerlei vormen van competitie toejuichen. Bijvoorbeeld door leerlingen voortdurend met elkaar te vergelijken en de best presterende leerlingen te onderscheiden met stickers of andere vormen van publieke erkenning die hun slimheid benadrukken.’ Deze nadruk op de eigen verdiensten is vooral aanwezig in landen met grote inkomensongelijkheden en sterke onderwijsdifferentiatie, zoals in veel Westerse landen, laat het onderzoek zien.
Het zelfbeeld moedigt zo het soort gedrag aan dat negatieve overtuigingen van leraren versterkt
‘Kinderen met een kansarme achtergrond trekken hierdoor onterecht de conclusie: dat ik niet zo goed presteer als mijn klasgenoten, betekent dat ik niet slim genoeg ben’, stelt Brummelman. ‘Dit schaadt hun zelfbeeld en schoolprestaties, waardoor de ongelijkheid in prestaties alleen maar toeneemt. Verschillende studies laten zien dat kinderen met een negatief zelfbeeld vaak uitdagingen uit de weg gaan, sneller opgeven wanneer het tegenzit en minder goed presteren onder druk.’ Het zelfbeeld moedigt volgens de onderzoekers zo het soort gedrag aan dat negatieve overtuigingen van leraren versterkt. ‘Hierdoor wordt een neerwaartse spiraal in gang gezet die bijdraagt aan groeiende verschillen in zelfbeeld en prestaties.’
Met hun studie geven de onderzoekers meerdere aanknopingspunten om prestatieongelijkheid aan te pakken. ‘Van het individu tot het systeem’, stelt Brummelman, ‘van het negatieve beeld dat leerlingen met een kansarme achtergrond van zichzelf hebben, tot de wijze waarop leerkrachten hen benaderen en het schoolsysteem dat dit verder bekrachtigt.’
De wetenschappers waarschuwen echter dat we niet alleen moeten sleutelen aan het zelfbeeld. ‘Het zelfbeeld van kinderen wordt beïnvloed door structurele factoren, zoals diepgewortelde stereotypen. Het is niet genoeg en zelfs schadelijk om kinderen simpelweg te leren om meer zelfvertrouwen te hebben. Dit kan kinderen met een kansarme achtergrond namelijk het idee geven dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun situatie. Sleutelen aan het zelfbeeld kan alleen effectief zijn als we ook kijken naar de structurele factoren die bijdragen aan dit zelfbeeld en die aanpakken.’
Eddie Brummelman & Constantine Sedikides, ‘Unequal Selves in the Classroom: Nature, Origins, and Consequences of Socioeconomic Disparities in Children’s Self-Views,’ in: Developmental Psychology, DOI: 10.1037/dev0001599