4 oktober 2022
Rap onderzocht de rol en betrokkenheid van minderjarigen in de asielprocedure in Nederland, van kinderen en jongeren die alleen naar Nederland komen en zij die in gezinsverband komen. ‘Het is een complexe administratieve procedure met als doel waarheidsvinding en beoordeling van geloofwaardigheid’, zegt Rap. ‘Er zou meer rekening moeten worden gehouden met het feit dat kinderen en jongeren niet op het niveau van volwassenen functioneren. Je kunt van hen niet verwachten dat ze je alle informatie geven die je als volwassene graag wilt hebben om een asielverhaal helemaal rond te krijgen.’
Bij alleenstaande én begeleide kinderen constateert Rap onzekerheid en stress als gevolg van de gehoren. Bijvoorbeeld omdat er om heel veel details werd gevraagd. ‘De IND wil basaal weten waar je vandaan komt, wie je bent, hoe je bent gereisd, wie je heeft geholpen, enzovoort. Net als bij volwassenen. Vooral voor jonge kinderen was het detailniveau van de vragen veel groter dan zij konden vertellen.’ Ook konden kinderen erg onzeker raken als vragen werden herhaald terwijl ze al antwoord hadden gegeven. ‘Hen was dan niet duidelijk wat er van ze werd verwacht.’ Begeleide kinderen werden hierbij extra belast, omdat zij zich medeverantwoordelijk voelden voor de aanvraag van het gezin. Dat het gehoor als emotioneel belastend wordt ervaren levert volgens Rap duidelijk een spanning op met de uitgangspunten van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Als eerste stap moet volgens Rap de informatievoorziening voor minderjarigen beter, zodat voor hen duidelijker wordt wat de verschillende stappen en mogelijke uitkomsten in het asielproces zijn. ‘Dan weten ze beter wat er precies van hen wordt verwacht en waar ze met vragen terecht kunnen. Soms vroegen kinderen nu aan het einde, ‘mag ik nu dan hier blijven?’ Dat deze informatie nu niet voldoende aanwezig is, hangt volgens Rap samen met de verschillende rollen van verschillende partijen op verschillende momenten in het proces. ‘Dan is het niet meer goed duidelijk waar precies die verantwoordelijk ligt. En niet iedereen heeft voldoende tijd en prioriteit hier aandacht aan te besteden.’
Ook adviseert Rap om IND-medewerkers beter te trainen in het spreken met kinderen, zodat ze betere vragen kunnen stellen die bij kinderen aansluiten. ‘Dan krijgen ze zelf ook meer informatie en wordt het een nuttiger gesprek. Kinderen en jongeren zullen zich achteraf mogelijk ook eerlijker behandeld voelen en beslissingen beter begrijpen.’ Hiervoor zijn echter wel politieke steun en middelen nodig. ‘Maar er zullen altijd kinderen naar Nederland komen’, stelt Rap, ‘en ook Nederland heeft het kinderrechtenverdrag ondertekend. Je moet de voorwaarden waaronder ze hier komen wel verbeteren om aan dit internationale verdrag te voldoen.’
Rap sprak met partijen die betrokken zijn bij de asielprocedure, zoals advocaten, NGO’s en IND-medewerkers. Zo wilde ze erachter komen wat hun visie is op de participatie van kinderen in de asielprocedure. Maar ook bekeek ze gehoren van kinderen. ‘Het was lastig toegang tot de gehoren zelf te krijgen. Uiteindelijk is het met medewerking van de IND gelukt video-opnames te observeren die plaats vinden in een speciale kindvriendelijke gehoorruimte. Ik heb die gehoren letterlijk kunnen uitschrijven.’ Tot slot sprak Rap met vluchtelingenjongeren uit een internationale schakelklas die het asielproces al deels hadden doorlopen om van hun ervaringen te leren.
Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt dankzij een Veni-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).