FMG Docent van het Jaar Milio van de Kamp vecht tegen kansenongelijkheid
1 november 2023
Als er iemand weet hoe lastig het kan zijn voor eerstegeneratiestudenten om zich te handhaven op een universiteit, is het Milio van de Kamp zelf wel. Niet alleen was hij de eerste in zijn familie die verder kwam dan de middelbare school, hij werd ook nog eens geboren in armoede, in een huis zonder gas en elektriciteit. Zijn schoolloopbaan verliep turbulent. Hij doorliep zo’n beetje alle lagen van het schoolsysteem om uiteindelijk op de universiteit terecht te komen − een plek waar hij zich heel lang niet thuis voelde. Nu hij zelf docent is, wil hij het graag beter doen voor de huidige groep eerstegeneratiestudenten.
Stel, je hebt het even helemaal voor het zeggen. Wat ga jij doen om de kansenongelijkheid te verminderen?
‘Dan gooi ik het hele onderwijssysteem op de schop. Nu wordt behalve de CITO-score ook het opleidingsniveau van de ouders meegewogen in het schooladvies. Dat zou niet zo moeten zijn. Ik zou het hele opsplitsen van leerlingen in onderwijsniveaus afbreken en meer culturele- en klassencompetenties voor docenten implementeren zodat ze goed kunnen aansluiten bij elke leerling. En op de universiteit zelf zou ik voor meer diversiteit zorgen in het personeelsbestand. Er zijn veel goede intenties om dat te bereiken, maar er verandert nog te weinig. Er zijn te veel tijdelijke contracten (die heb ik zelf ook) die daadwerkelijke stappen om structuren te wijzigen, in de weg staan.’
Kun je uitleggen waarom het voor een eerstegeneratiestudent lastiger is om zich te handhaven?
‘Dat heeft alles te maken met cultureel kapitaal, zo blijkt uit studies en ook mijn eigen ervaringen. Je praat anders, je denkt anders, je komt uit een heel andere omgeving, je hebt andere boeken gelezen. Dat maakt het lastig om een connectie te maken met veel medestudenten en docenten, die toch vaak uit de stabiele middenklasse komen. Je voelt je al snel een buitenbeentje, of minderwaardig, omdat je afwijkt van de norm. Dat verstoort het leerproces, en dat is zo zonde.’
Hoe probeer jij daarin verandering in aan te brengen?
‘We zijn bijvoorbeeld gestart met het project Baanbrekers, waarbij we eerstegeneratiestudenten een extra zachte landing geven en actief inzetten op talentontwikkeling. Ze kunnen in een eigen groep met elkaar kennismaken en ervaringen uitwisselen over hun achtergrond. Dat zorgt voor zoveel herkenning en zelfvertrouwen – “er zijn nog meer mensen zoals ik”, dat gevoel.’
Jouw studenten roemen jouw vermogen om een “veilige omgeving” te creëren. Wat versta jij daaronder?
‘Als ik een gevoelig onderwerp ga behandelen zoals racisme of seksisme, stel ik samen met de groep eerst de regels vast – voor uitsluiting is absoluut geen ruimte. Vragen stellen moedig ik uiteraard aan maar ik wil wel dat de studenten nadenken over de manier waarop ze vragen stellen – niet denigrerend, maar open en respectvol. Studenten waarderen dat heel erg. Daarnaast deel ik mijn groep graag op in kleinere groepjes, zodat ook de minder vocale studenten durven deel te nemen aan discussies – dat is immers in een kleine groep makkelijker dan in een volle zaal.’
Voor eerstegeneratiestudenten ben jij een rolmodel. Had jij zelf ook een docent die die rol voor jou vervulde?
‘Jazeker, dat was Anouk Kootstra (bekend van het essay ‘Een jas die past’ over de rol van klasse in onze maatschappij red.). Ik studeerde Interdisciplinaire Sociale Wetenschap en had een blog geschreven met als thema “Waarom pas ik hier niet?”. Anouk kwam naar me toe om te zeggen dat ze mijn stukje had gelezen en dat ze het heel herkenbaar vond – ze bleek zelf ook eerstegeneratiestudent te zijn. Pas toen geloofde ik er echt in dat ik de opleiding ook daadwerkelijk zou kunnen afmaken; dat dat echt een mogelijkheid was voor mensen zoals ik.’