Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Globalisering vormt een belangrijke scheidslijn in West-Europese samenlevingen. Tussen mensen die openstaan voor het vervagen van nationale grenzen en zij die zich verzetten uit angst hun manier van leven en cultuur te verliezen. Aan welke kant van deze scheidslijn burgers zich bevinden valt samen met opleidingsniveau. Socioloog Sander Kunst onderzocht of, en hoe onderwijs bijdraagt aan opvattingen over Europese eenwording en immigratie, de belangrijkste thema’s binnen deze scheidslijn. Hij concludeert dat opvattingen minder maakbaar zijn dan we vaak denken en het ouderlijk milieu een belangrijke stempel drukt. Donderdag 17 februari promoveert hij aan de Universiteit van Amsterdam.
Allemaal vlaggen van verschillende landen

De laatste jaren is globalisering steeds meer de reden geworden dat groepen in West-Europa tegenover elkaar staan. De twee belangrijkste politieke thema’s binnen deze ‘scheiding der geesten’ zijn immigratie en Europese eenwording. Aan welke kant van deze scheidslijn burgers zich bevinden, valt in grote mate samen met opleidingsniveau. Daarbij zijn hoogopgeleiden eerder pro-immigratie en een sterke EU, en laagopgeleiden eerder tegen. Maar of, en hoe scholing precies tot deze verschillen leidt, daar is nog veel onduidelijkheid over. Socioloog Sander Kunst onderzocht de onderwijskloof in opvattingen over globalisering en concludeert dat het verschil in soort of lengte van onderwijs alleen deze kloof tussen lager en hoger opgeleiden niet kan verklaren. ‘Ook het ouderlijk milieu drukt mogelijk een belangrijke stempel die niet volledig door onderwijs uitgewist kan worden.’

Zijn opvattingen maakbaar?

Kunst toetst twee veronderstellingen over de mogelijke invloed van opleidingsniveau:

  1. Opvattingen zijn ‘maakbaar’ en door onderwijs kunnen we die veranderen
  2. Ervaringen in de vroege jeugd en het opleidingsniveau van de ouders zijn bepalend en kinderen verschillen al in opvatting voordat zij ook maar één voet in school hebben gezet. Kinderen uit hoogopgeleide gezinnen worden hierbij vaker blootgesteld aan positieve ideeën over immigranten en de EU en maken grotere kans zelf in de hoogste opleidingsniveaus terecht te komen.

Allereerst analyseert Kunst of opvattingen over Europese eenwording en over immigratie maakbaar zijn en door onderwijs kunnen worden beïnvloed. Hij concludeert dat hier geen sluitend bewijs voor is. ‘Dit staat haaks op het idee dat het onderwijssysteem studenten kan socialiseren in democratische kernwaarden, zoals tolerantie, pluralisme en gelijkheid met een open en tolerante wereldblik.’ Zijn analyse toonde wel dat studenten in sociale studies minder anti-immigratie opvattingen hebben, maar deze bleken ze ook al te hebben voordat ze aan deze studie begonnen.

Welke invloed heeft het ouderlijk milieu?

Gezien het gebrek aan sluitend bewijs voor de socialisatierol van het onderwijssysteem, verschuift Kunst vervolgens naar de vraag in hoeverre het ouderlijk milieu door onderwijs uitgewist kan worden. Hij test in 26 Europese landen in hoeverre mensen die een hoger of lager opleidingsniveau dan hun ouders halen trouw blijven aan opvattingen uit het ouderlijk milieu, of mee veranderen met hun nieuwe positie. Hij vindt dat opvattingen voor een substantieel gedeelte verbonden blijven met het sociaal milieu waarin ze opgroeien. ‘Onderwijs kan dit dus niet volledig wegpoetsen.’ Het ouderlijk milieu kan volgens Kunst als buffer werken en mensen die een lager opleidingsniveau halen dan hun ouders ‘beschermen’ tegen negatieve opvattingen over globalisering. Maar het kan ook als scheidslijn dienen en mensen die een hoger opleidingsniveau halen dan hun ouders verhinderen volledig deel uit te maken van hun nieuwe milieu.

Welke rol speelt segregatie en de schoolomgeving?

Tot slot onderzocht Kunst welke rol de schoolomgeving en schoolsegregatie spelen in het in stand houden van ongelijkheden naar ouderlijke achtergrond. ‘Als kinderen van bepaalde groepen ongelijk verdeeld zijn over scholen, hebben zij een grotere kans omringd te worden door klasgenoten met vergelijkbare sociale en politieke opvattingen. Zo kunnen scholen opinie ‘bubbels’ van gelijkgestemden worden.’ Aan de hand van data over scholieren in zes Europese landen, vind Kunst dat een lagere spreiding van sociale achtergronden binnen scholen inderdaad samenhangt met een lagere spreiding van opvattingen over globalisering. ‘Terwijl studenten uit kansrijke milieus in aanraking komen met andere studenten die zich kosmopolitisch voelen en zo worden blootgesteld aan deze principes, missen adolescenten uit kansarme milieus deze kansen en stimuli.’

Onderwijs mogelijk niet de grote gelijkmaker

Kunst concludeert dat de relatie tussen opleidingsniveau en opvattingen over globalisering niet per definitie causaal is. ‘Ik vind geen sluitend bewijs dat scholing leidt tot meer steun voor Europese eenwording of immigratie.’ Dit zet vraagtekens bij de maakbaarheid van de samenleving door onderwijs. ‘Ook al valt de scheidslijn rond globalisering samen met opleidingsniveau, ik vind geen sterk bewijs dat scholing deze opvattingen volledig invult. Opvattingen worden ook bepaald door het sociaal milieu waaruit men vandaan komt en onderwijs kan dit niet volledig uitwissen.’ Onderwijs is volgens hem daarom mogelijk niet de ‘grote gelijkmaker’ die de impact van de sociale afkomst van mensen volledig ongedaan kan maken.

Promotiedetails

Sander Kunst, 2022, 'The educational divide in openness towards globalisation in Western Europe'. Promotor: prof. dr. H.G. van de Werfhorst, copromotor: dr. T. Kuhn.

Tijd en locatie

Donderdag 17 februari, 10.00, Agnietenkapel, Amsterdam