29 november 2021
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn de huishouduitgaven aan schaduwonderwijs in de afgelopen 25 jaar met bijna 300 miljoen euro gestegen. Schaduwonderwijs krijgt zo een steeds stevigere én meer prominente positie in het onderwijslandschap en in de schoolloopbaan van leerlingen. Dit roept allerlei vragen op. Bij velen bestaat de zorg dat leerlingen een achterstand oplopen als hun ouders dit aanvullende onderwijs niet kunnen inkopen. Maar ook wordt afgevraagd welke functies schaduwonderwijs bedoeld en onbedoeld vervult voor leerlingen. En hoe verhouden aanvullend onderwijs, school en thuis zich tot elkaar? Onderwijswetenschapper Daury Jansen onderzocht deze vragen.
In een meta-analyse van 62 studies onderzocht Jansen eerst de relatie tussen de sociaaleconomische achtergrond van leerlingen (het opleidingsniveau en het inkomen van hun ouders) en het gebruik van aanvullend onderwijs, en tussen het gebruik van aanvullend onderwijs en de schoolprestaties. Hij keek daarbij ook of er verschillen waren tussen landen en onderwijsstelsels.
Jansen vindt een positieve samenhang tussen het opleidingsniveau van ouders en het gebruik van aanvullend onderwijs, vooral bij leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. ‘We weten uit internationaal onderzoek dat de opkomst van betaald aanvullend onderwijs niet alleen verklaard kan worden door het inkomen van ouders, maar ook geduid kan worden binnen de context van groeiende onderwijscompetitie. Mogelijk willen ouders goede vooruitzichten voor hun kinderen creëren, zoals studies in Japan en Zuid-Korea ook laten zien. Het gaat vooral om een eerlijke verdeling van kansen binnen die onderwijscompetitie’, stelt Jansen.
Jansen vindt geen algemene relatie tussen het gebruik van aanvullend onderwijs en schoolprestaties. Het aanbod bleek te divers in termen van doelen, opzet, duur en intensiteit om hier algemene uitspraken over te doen. Daar zou dus meer gericht onderzoek naar nodig zijn.
Wat komen leerlingen zelf bij aanvullend onderwijs halen en hoe ervaren zij de opbrengsten? En hoe zien zij aanvullend onderwijs in verhouding tot school en thuis? Voor het beantwoorden van deze vragen ging Jansen in gesprek met leerlingen in het voortgezet onderwijs. De leerlingen ervaren dat zij door hun deelname aan aanvullend onderwijs beter zijn geworden in het plannen van schoolwerk. Ook geven ze aan meer vragen te durven stellen in de klas doordat ze van begeleiders leren dat vragen stellen je vooruit gaat helpen. Aanvullend onderwijs is voor de leerlingen een plek geworden die gescheiden is van de school- en thuissfeer en rust biedt te studeren, steun geeft die ouders en leraren niet altijd kunnen geven en een duwtje in de rug. ‘Scholen lijken zoekende te zijn naar hoe ze zich verhouden tot die afgebakende positie die aanvullend onderwijs lijkt in te nemen’, stelt Jansen.
Jansen waarschuwt voor het risico dat publieke taken worden toebedeeld aan een private sector waarop geen publiek toezicht wordt uitgeoefend. ‘De ontwikkeling van leerlingen in het publiek bekostigde onderwijsbestel mag niet berusten op de mate waarin hun ouders in staat of bereid zijn te investeren in extra begeleiding buiten school’, stelt Jansen. ‘Dit blijft een belangrijk punt van aandacht en roept de vraag op hoe we goed en toegankelijk onderwijs kunnen waarborgen.’
Daury Jansen, 2021, ‘Shadow education in the Netherlands. The position of shadow education in the educational landscape and students’ school careers’, promotoren: prof. dr. M.L.L. Volman en dr. L. Elffers
Woensdag 8 december, 16.00, Agnietenkapel, Amsterdam