5 oktober 2021
Amsterdam moet de komende jaren grondig op de schop: de stad moet meer woningen bouwen, het riool is in grote delen van de stad hard aan vervanging toe, en de stad wil van het aardgas af en moet klimaatbestendig worden. Deze opgaven zijn voor de verschillende betrokken partijen te groot om individueel op te pakken. Waternet, Liander en de gemeente Amsterdam brengen daarom in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam de kansen en obstakels in kaart wanneer infrastructuur op elkaar wordt afgestemd en werken aan verandering van (achterliggende) regels en routines.
John Grin, Michaela Hordijk, Joeri Naus en Selina Abraham zijn als onderzoekers bij dit project betrokken. ‘Om de stad toekomstbestendig te maken, is er verandering nodig in de systemen die de stad draaiende houden. Dit klinkt misschien ver van je bed, maar gaat ons allemaal aan. Dit gaat over het schone water dat uit je kraan komt, de verwarming die je aanzet en de wc die je doorspoelt, terwijl je ook nog droge voeten houdt.’
‘Een stad als Amsterdam staat de komende jaren voor verschillende uitdagingen’, legt Grin uit. ‘We hebben de energietransitie en moeten van het aardgas af, we hebben de transitie naar een circulaire economie waarin we geen afval meer produceren, er is de transitie naar een klimaatbestendige stad, en ook nog de datatransitie, want Amsterdam wil graag een hub blijven in de internationale informatiesamenleving.’ Al deze grote projecten doen beroep op infrastructuur onder de grond voegt Grin en een van de grootste problemen van dit moment is dat het daar al razend druk is. ‘Door met dezelfde infrastructuur meerdere functies te bedienen druk je de kosten en kun je onder de grond beter ordenen.’
Hordijk vult aan met een voorbeeld, het herstel van oude kademuren aan de grachten. ‘Wij kijken of je op zo’n moment samen kan optrekken en bij het ontwerp van die nieuwe kademuur allerlei nutsinfrastructuur in deze muur kan verwerken, bijvoorbeeld riolering, elektriciteit én waterleidingen. Dit kan betekenen dat je het riool twintig jaar eerder moet vervangen dan oorspronkelijk gepland en dat vraagt om goede samenwerking tussen verschillende partijen.’
‘We maken ons algemene idee en ambitie eerst heel concreet met projecten die al in de stad lopen’, vertelt Grin. ‘Bijvoorbeeld in de projecten Binnenstad en Amstelstad. In deze projecten gaan we met onze ontwerpmethode aan de slag waarmee we deelterreinen aan elkaar verbinden. Zo brengen we al doende mogelijke obstakels en “wezenlijke winstpunten”, zoals mijn collega Joeri Naus dat heeft genoemd, in kaart. Een winstpunt is bijvoorbeeld werken met een gemeenschappelijke portemonnee waarmee je nu in bepaalde infrastructuur investeert waar later ook andere partners profijt van hebben. Onze inzichten delen we vervolgens met andere projecten.’
‘Ook zetten we nu een leergang op die de kennis en inzichten verder zullen verspreiden, vult Hordijk aan. ‘Hierin werken deelnemers vanuit verschillende organisaties samen aan voorbeeldprojecten. Doordat er steeds meer mensen zullen zijn die deze leergang hebben gevolgd komen kennis, inzichten en vaardigheden binnen steeds meer organisaties beschikbaar.’
‘Het gaat om het vinden van congruentie, zeg maar overeenstemming, tussen stakeholders’, stelt Abrahams. ‘We gaan daarbij niet op zoek naar het compromis, want dan kunnen mensen zich toch buitengesloten voelen, maar het afstemmen van elkaars behoeften en waarden. Hiervoor gebruiken we de methode Reflexief Interactief Ontwerpen (RIO). Door met elkaar te ontwerpen en oplossingen te verkennen helpen we belanghebbenden hun behoeften en waarden zichtbaar te maken en overeenstemming te vinden. Ik gebruik hiervoor creatieve methoden en elementen van spel, bijvoorbeeld rollenspellen.’
‘Amstelstad’, stelt Naus. ‘Dit is een groot transformatie gebied in Amsterdam Zuid, dat van veel kantoren en entertainment verandert in een gemengd woon-werk gebied. Met ondersteuning vanuit de UvA is hier een aantal belangrijke barrières in kaart gebracht en is er binnen de gemeente een nieuwe ontwerpmethode ontwikkeld, de Integrale Ontwerpmethode Openbare Ruimte. Deze methode biedt concrete handvaten om met elkaar tot nieuwe oplossingen te komen. Dit is toegepast in Amstelstad en daarin hebben we ook ontdekt dat het erg moeilijk is om impact te hebben op lopende bouwprojecten in de stad. We gaan nu ook kijken waar dat aan ligt, en hoe het wél mogelijk is.’
‘Het is heel dichtbij en gaat over ons allemaal’, stelt Naus. Hij kan zich voorstellen dat termen als ‘duurzaamheidstransitie’ en ‘systeeminnovatie’ abstract klinken, maar benadrukt dat het over mensenwerk gaat. De onderzoekers spreken dan ook hun fascinatie uit om met elkaar de stad opnieuw vorm te geven en toekomstbestendig te maken en daar echt onderdeel van uit te maken.
‘Duurzaamheid is geen ver van mijn bed show, want het gaat over de toekomst van mijn kinderen’, verwoordt Hordijk. ‘En met sommige dingen gaat het zo hard mis, dat het zelfs over mijn eigen toekomst gaat. Dat we de kar niet gekeerd krijgen, is een systemisch probleem. Om aan systemen te werken zoals wij nu doen, dan ben je volgens mij met je taak als wetenschapper en als mens bezig.’
Sociale wetenschappen zijn bij uitstek geschikt om te helpen bij ontwerpprocessen die systemen innoveren en daarbij rekening houden met verschillende waarden en behoeftes, stellen de onderzoekers. ‘Je kunt het vraagstuk alleen aanpakken als je weet waar de huidige systemen vandaan komen. Aan de UvA zijn we heel goed in het doorgronden van die historische en maatschappelijke betekenis van systeeminnovatie.’