1 juni 2021
De onder- en overadvisering van leerlingen op de basisschool en het sociale kapitaal dat leerlingen op school meekrijgen spelen een belangrijke rol in de huidige onderwijsongelijkheid. Stadsgeograaf Willem Boterman onderzocht de rol van de ruimtelijke dimensie in dit vraagstuk in Nederlandse steden en specifiek Amsterdam. ‘De relatie tussen onderwijs-en woonsegregatie is cruciaal om te kunnen begrijpen hoe ongelijkheid en sociale mobiliteit zich over generaties ontwikkelt.’
Met zijn onderzoek toont Boterman een complex samenspel van keuzepatronen van ouders en composities van buurten en scholen dat bijdraagt aan onderwijsongelijkheid. Hij deelde een aantal inzichten uit zijn 4-jarige onderzoek dat nu afgerond is.
Schoolsegregatie betekent dat kinderen van bepaalde groepen ongelijk verdeeld zijn over scholen, bijvoorbeeld van witte hoogopgeleide ouders of ouders met een bepaalde culturele of religieuze achtergrond. ‘De basisschool heeft grote invloed op het middelbare schoolniveau waar je naar doorstroomt en je kansen in de samenleving. Ook draagt de basisschool bij aan waarden rond burgerschap. Naar welke basisschool je gaat, maakt daarom uit’, stelt Boterman.
Op gesegregeerde scholen komen leerlingen met verschillende achtergronden elkaar nog nauwelijks tegen
‘Op scholen met een hoge concentratie hoogopgeleide ouders is de kans op een Havo of Vwo advies bijvoorbeeld veel groter en is er vaak zelfs sprake van overadvisering. Bovendien komen leerlingen met verschillende achtergronden elkaar nog nauwelijks tegen op gesegregeerde scholen.’
Met behulp van microdata over basisschoolleerlingen en hun ouders van het Centraal Bureau voor de Statistiek bracht Boterman in kaart in hoeverre de keuzes van ouders overeenkomen met of afwijken van wat ze hypothetisch zouden kunnen kiezen afgaande op het schoolaanbod in hun buurt, en welke rol hun sociaaleconomische en culturele achtergrond hierin speelde.
Hieruit blijkt dat segregatie door etniciteit en sociale klasse over het algemeen hoog is. Ook binnen hun eigen woonbuurt gaan kinderen vooral naar scholen met leerlingen van vergelijkbare achtergrond, ook al is die buurt divers van samenstelling. Kinderen die buiten hun buurt naar school gaan, zijn bovendien vooral de kinderen van hoogopgeleide witte ouders. Wel verschilden de patronen tussen steden. Middelgrote steden zoals Tilburg en Haarlem zien meer etnische segregatie, en de grote steden als Amsterdam en Utrecht steeds minder etnische en meer sociaaleconomische segregatie.
Boterman volgde ook een cohort leerlingen in de regio Amsterdam, geboren in 2012 en bij de start van het onderzoek in groep 2 van de basisschool. Een groot gedeelte van deze kinderen blijkt naar de basisschool te gaan in de buurt waar ze ook wonen en zijn geboren. ‘Dit is een opvallend resultaat van het onderzoek’, stelt Boterman. ‘Er wordt in Nederland dus relatief weinig verhuisd voor beter onderwijs. Iets wat we in veel andere landen juist wel zien.’
Maar op het moment dat er wel werd verhuisd, waren dit vooral de hoogopgeleide witte ouders die uit de stad weg verhuisden. ‘Het is op zich logisch dat ouders in Nederland minder verhuizen voor onderwijsredenen door die vrijheid van schoolkeuze’, stelt Boterman, ‘maar dat vooral hoogopgeleide witte ouders verhuizen is wel een belangrijk onderdeel van schoolsegregatie.’
Ook sprak Boterman met ouders over hun schoolkeuze. Veel ouders gaven aan positief te staan tegenover een zekere mate van diversiteit op scholen en dit als onderdeel van de stedelijke samenleving te zien. Toch kiezen diezelfde ouders vaak uiteindelijk voor een homogene school. ‘Het is te simpel om te stellen dat het hier om politiek correcte antwoorden gaat’, vindt Boterman. ‘Wat een betere verklaring is, is dat ouders moeten kiezen in een sterk gesegregeerd schoollandschap. Scholen zijn of homogeen of juist heel divers. De juiste balans van diversiteit die ouders zoeken, is daardoor eigenlijk niet voorhanden. Veel ouders kiezen dan liever voor een school waar relatief veel kinderen zitten uit hun eigen groep. En dit geldt voor alle groepen ouders, niet alleen voor de hoger opgeleide witte ouders.’
Een van de grootste problemen van segregatie in Nederland noemt Boterman dat vooral de ‘bovenkant wegloopt’. ‘Door de vrijheid van schoolkeuze zou het niet uit moeten maken waar je woont voor de school die je voor je kinderen kiest. Toch blijkt dus waar je woont er wel toe te doen. We zien daarbij een groot gat tussen de onder/middenklasse en de bovenklasse, zowel in het schoolsysteem als op de woonmarkt. De bovenklasse kan zich bepaalde buurten en scholen permitteren en loopt weg.’
Schoolsegregatie is inmiddels weer terug op de agenda na lange tijd niet sterk met onderwijsongelijkheid in verband te zijn gebracht. Dat schoolsegregatie nu wel tot onderwijsongelijkheid leidt, verklaart Boterman door onder andere het wegvallen van extra ondersteuning voor kinderen met een achterstand, de steeds zwaardere rol die toetsing speelt en daarmee het bijspijkeren van kinderen door kapitaalkrachtige ouders. ‘Zo ontstaat er een samenhang tussen de sociaaleconomische positie van ouders en onderwijsuitkomsten. Ook hebben scholen met concentraties van leerlingen van laagopgeleide ouders meer moeite om ervaren en gekwalificeerde leerkrachten aan te trekken door het enorme lerarentekort.'
En hoe pak je dit probleem aan? ‘Het is een veelkoppig monster waar niet één oplossing voor is. Boterman werkt nu samen met de onderwijsinspectie, de gemeente Amsterdam en het Institute for Advanced Studies aan een applicatie waarmee beleidsbeslissingen rond schoolsegregatie en onderwijsongelijkheid kunnen worden getoetst. ‘Als je een bepaald beleidsbesluit neemt, bijvoorbeeld iedereen naar school in hun buurt sturen, wat gebeurt er dan?’
Het onderzoek van Boterman werd gefinancierd met een NWO-Veni. Wil je meer lezen? Zie de publicatielijst van Boterman op zijn profielpagina.