18 juni 2021
Pesten komt vooral voor in het hoger basisonderwijs en lager vervolgonderwijs, maar begint al in de vroege schooljaren en vroegtijdig ingrijpen is dan ook belangrijk. Leerkrachten spelen hier een sleutelrol in, maar blijken zich vaak onvoldoende bekwaam te voelen. Onderzoeker en pedagoog Marloes van Verseveld onderzocht hoe leerkrachten kunnen worden versterkt door middel van een schoolbreed anti-pestprogramma en welke effecten deze programma’s hebben op de competenties van leerkrachten om pesten beter aan te pakken. Ze analyseerde bestaand onderzoek naar antipestprogramma’s, sprak met leerkrachten over hun ervaringen en voerde een experiment uit waarin de evaluatie van het vernieuwde PRIMA-anti-pestprogramma centraal stond.
‘Uit de hele berg studies naar antipestprogramma’s die we hebben doorgespit, bleven er uiteindelijk 13 studies over waarin ook naar effecten op leerkrachten was gekeken’, vertelt Van Verseveld. Uit die studies bleek dat antipestprogramma’s effectief kunnen zijn en de competenties van leerkrachten om pestgedrag aan te pakken kunnen versterken. De studies lieten ook zien dat de leerkracht vaak in alle onderdelen van het programma een rol heeft wat het extra belangrijk maakt hen goed te ondersteunen. ‘Op basis van dit resultaat adviseren we in antipestprogramma’s goed aandacht te besteden aan leerkrachten en hun houding ten aanzien van pesten, de ervaren zelfeffectiviteit, en kennis en vaardigheden.’
Van Verseveld is daarnaast in gesprek gegaan met leerkrachten over waar zij in de praktijk tegenaan lopen en wat ze lastig vinden aan pestsituaties. De leerkrachten gaven aan vooral problemen te ervaren wat betreft:
‘Leerkrachten missen tijd en vaardigheden hier goed mee om te gaan en hebben meer ondersteuning nodig’, stelt Van Verseveld, ‘vooral startende leerkrachten. Ze zouden bijvoorbeeld geholpen zijn met een goede screeningtool waarmee ze pestgedrag al in een vroeg stadium kunnen signaleren, heldere protocollen om pestgedrag aan te pakken en professionele training om de eigen vaardigheden te oefenen.’
In een eenjarig experiment onderzocht Van Verseveld ook de effectiviteit van het vernieuwde anti-pestprogramma PRIMA. Ze vond, in tegenstelling tot wat andere studies over antipestprogramma’s concluderen, geen effecten op de leerkrachten. ‘Mogelijk voelden leerkrachten zich al behoorlijk competent voor het experiment omdat ze hoog scoorden op de voormeting op hun competenties. Of de PRIMA training is niet intensief genoeg geweest, of te weinig leerkrachten hebben de onderdelen ingezet. Maar startende leerkrachten, leerkrachten die zelf pesten signaleerden en leerkrachten in stedelijke scholen lijken wel behoefte te hebben aan PRIMA.’
PRIMA had wel een redelijk sterk effect op leerlingen. ‘We zagen bij scholen die aan de slag waren gegaan met alle onderdelen van PRIMA, inclusief een lessenserie gericht op leerlingen, een daling van 20% in het aantal meldingen door klasgenoten over kinderen die gepest zouden worden. Dit effect vonden we niet bij scholen die PRIMA zonder lessen hebben ingezet. De leerlinglessen die onderdeel zijn van PRIMA lijken dus een positieve invloed te hebben. Het is daarom belangrijk dat antipestprogramma’s zowel leerlingen als leerkrachten versterken’, stelt Van Verseveld.
‘Scholen en leerkrachten kunnen echt baat hebben bij een schoolbreed programma met onderdelen gericht op individuele leerlingen, de klas, het schoolpersoneel en de ouders. Pesten blijft echter een complex probleem ‘en de uitvoering van antipestprogramma's is kwetsbaar', concludeert van Verseveld. Het kan voor leerkrachten ook best een opgave zijn naast al hun andere onderwijstaken.’
‘De leerlinglessen zouden voor scholen een mooi startpunt kunnen zijn, omdat we in ons onderzoek zien dat deze een positief effect hadden op het inzetten van de andere onderdelen. Maar alleen lesgeven over pesten is niet voldoende. Idealiter volgen scholen het hele traject van training, monitoring en daarna de lessen en werken ze met programma’s waarvan bewezen is dat deze werken.’
Marloes van Verseveld (2021), Strengthening Teachers in Their Role to Identify and Address Bullying among Students in Elementary Schools. Promotoren: Prof. dr. R. J. Oostdam, Prof. dr R. G, Fukkink, Co-promotor: Prof. dr. M. Fekkes
Donderdag 24 juni, 13.00, Agnietenkapel, Amsterdam. Je kunt de promotie ook online bijwonen via een livestream.