12 januari 2021
We kennen het (bijna) allemaal wel: alle ogen zijn op ons gericht, bijvoorbeeld op het werk als we een presentatie moeten geven, en plotseling voelen we ons verlegen. Een heel normale, zelfs nuttige reactie: onze omgeving voelt zich daardoor meer met jou verbonden als persoon. Als je echter té verlegen bent, levert dat veel problemen op.
Kun je uitleggen waar precies die grens ligt tussen gewoon verlegen en te verlegen?
‘Je zou ook kunnen spreken van disfunctionele of atypische verlegenheid. Mensen blozen bijvoorbeeld extreem, of vertonen zeer teruggetrokken gedrag, durven niet of nauwelijks iets te zeggen. Mensen die een beetje verlegen zijn – blosje, verlegen lachje – op de “juiste” momenten zoals wanneer ze een presentatie moeten geven of als ze een groot compliment ontvangen, worden gezien als “schattig”. Mensen die extreem verlegen zijn, worden door anderen gezien als “raar”. Dat geldt overigens net zo goed voor mensen die helemaal niet verlegen zijn als de aandacht op hen is gericht. In een van mijn deelonderzoeken kijk ik of dit ook bij kinderen gebeurt. Worden kinderen die atypische verlegenheid vertonen, of kinderen die juist helemaal niet verlegen zijn, minder aardig gevonden door hun leeftijdsgenoten?’
Hoe erg is extreme verlegenheid eigenlijk?
‘De gevolgen zijn niet te onderschatten. Mensen worden sociaal buitengesloten, ze lopen risico op mentale aandoeningen, ze hebben moeite met het aanknopen van vriendschappen en relaties en ze hebben een hoger risico op lichamelijke ziektes, zoals cardiovasculaire aandoeningen. De bestaande behandelingen zijn maar gedeeltelijk effectief., waarschijnlijk omdat we verlegenheid pas behandelen als mensen al in de puberteit zijn, of volwassen – wanneer het probleem al te ernstig is. Daarom denk ik dat het probleem al veel eerder, in de vroege jeugd, moet worden opgemerkt en aangepakt. Uit onderzoek blijkt dat zelfs baby’s al verlegen lachen, en dat problemen met extreme verlegenheid al rond het tweede levensjaar ontstaan. In van een mijn deelstudies onderzoek ik of atypische verlegenheid al in de vroege kinderjaren zorgt voor sociale uitsluiting. Mijn theorie is dat atypische verlegenheid tot een stoornis kan leiden omdat het kinderen verhindert om met anderen om te gaan. Ik denk ook dat ouders een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van de verlegenheid van kinderen, en dat dat al op zeer jonge leeftijd gebeurt.’
Wat ga je precies onderzoeken? En hoe doe je dat?
‘Door middel van experimenteel onderzoek waarbij we de interactie tussen ouders en kinderen vastleggen. We bekijken of bepaalde manieren van reageren op kinderen verlegenheidsreacties uitlokken of versterken. Vervolgens proberen we te achterhalen wanneer precies atypische verlegenheid ontstaat. Om echt goed te weten wat er precies gebeurt en wanneer, volgen we ouders en kinderen voor een langere tijd. We beginnen als het kind 6 maanden is, en vervolgens zien we hen en de ouders nog twee keer: als het kind 1 jaar is en als het 2 jaar is.’
Wat kunnen we straks met de uitkomsten van het onderzoek?
‘Dan weten we hoe en wanneer atypische verlegenheid ontstaat, onder welke omstandigheden, en welke kinderen het risico lopen om atypische verlegenheid te ontwikkelen. Vervolgens kunnen de oorzaken aanpakken en voorkómen dat het kind klachten ontwikkelt.’