18 januari 2021
In maart 2020 ging Nederland als reactie op de pandemie in lockdown en moesten scholen hun deuren sluiten, waarna ze in mei (basisscholen) en juni (middelbare scholen) weer opengingen. De pandemie leidde tot mogelijke stress voor gezinnen met kinderen die een evenwicht moesten zien te vinden tussen werk en thuisonderwijs, met mogelijke angst voor een onbekend virus en met de impact die de beperkingen op het sociale leven en later het verzachten van de maatregelen met zich meebrachten. Welke gevolgen had dit voor hun mentale welzijn en opvoedgedrag?
Tussen april en september 2020 werden door ouders (of voogden) van kinderen van 6-17 jaar in totaal 3.672 enquêtes ingevuld, waarin zij aangaven hoe zij en hun kinderen mentaal met de pandemie omgingen. Deze enquête maakt deel uit van lopend onderzoek naar gezinnen en COVID-19, dat wordt gecoördineerd door de Universiteit van Amsterdam. De vragen gingen over de mentale gezondheid van de ouders, emotionele en gedragsproblemen van de kinderen, en ouderschap tijdens en na de lockdown, en over zorgen omtrent COVID-19.
Op basis van de ingevulde enquêtes hebben de onderzoekers een positieve boodschap maar geven ze ook een waarschuwing. Van april tot september 2020 verbeterde de mentale gezondheid van de ouders geleidelijk, nam het vertrouwen in hun opvoedcapaciteiten toe en straften zij hun kinderen minder vaak fysiek. Dit wijst erop dat ouders in het begin weliswaar behoorlijk geraakt werden, maar dat hun welzijn en vertrouwen in hun opvoedvaardigheden verbeterden, toen zij eenmaal meer gewend waren geraakt aan de situatie en toen de lockdownmaatregelen werden verlicht.
Tegelijkertijd waren het de ouders van kinderen van basisschoolleeftijd die kennelijk het meest door de scholensluitingen werden geraakt: zij rapporteerden meer depressie-, angst- en stressklachten en ervoeren vaker relatieproblemen tussen ouders en kinderen tijdens scholensluitingen.
De kinderen hebben zich tijdens de COVID-19-pandemie veerkrachtig getoond – van april tot september 2020 rapporteerden ouders een afname van emotionele en gedragsproblemen bij kinderen en geen verschillen in emotionele of gedragsproblemen tijdens scholensluitingen.
Wat betreft zorgen over het virus waren ouders het meest bezorgd over de overheidsvoorschriften met betrekking tot COVID-19 en de impact hiervan op de samenleving en de economie. De meerderheid van de kinderen uitte tegenover hun ouders zorgen over de overheidsvoorschriften met betrekking tot COVID-19, maar slechts een minderheid van de kinderen toonde zich bezorgd dat zijzelf of anderen door COVID-19 ziek zouden worden.
In augustus 2020 gaf de meerderheid van de ouders aan het veilig te achten dat hun kinderen na de zomervakantie naar school zouden gaan. De ouders hechtten veel meer belang aan maatregelen om fysiek afstand te houden en aan goede hygiëne dan aan het dragen van mondkapjes door personeel en kinderen.
De eerste enquête is tussen april 2020 en juni 2020 ingevuld door ouders (of voogden) van kinderen van 6-17 jaar. Zes weken, drie maanden en zes maanden na de eerste enquête werden de ouders uitgenodigd een vervolgenquête in te vullen. De enquêtes werden per gezin door één ouder ingevuld met betrekking tot één kind. Dit bleef in iedere fase hetzelfde. Momenteel is er nog een verzameling van gegevens gaande, en in april 2021 wordt nogmaals contact met de ouders opgenomen.
Creasey, N., Lalihatu, E., Leijten, P. en Overbeek, G., 2021. Covid-19 Family Study report: April 2020- September 2020. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.