3 december 2020
Hoe hebben Amsterdammers hun (t)huis en hun alledaagse leefomgeving ervaren tijdens de eerste lockdown en de eerste versoepelingen in de vroege zomer? En in hoeverre leidden deze ervaringen tot een herwaardering van woning, buren en buurt? In de kranten lazen we opbeurende verhalen over bewoners die eindelijk hun buren beter leerden kennen of die de periode van thuiszijn als een positief verstillen ervoeren. Maar het met-zijn-allen-thuis zijn en het dicht op elkaar zitten leidde ook tot een stijging in meldingen van burenoverlast, en zou volgens gedragswetenschappers eenzaamheid en depressie kunnen veroorzaken.
Om inzicht te krijgen in deze verschillende ervaringen van wonen in de stad in tijden van corona, heeft de Universiteit van Amsterdam samen met Onderzoek Informatie en Statistiek (OIS) van de gemeente Amsterdam onderzoek gedaan naar hoe Amsterdammers de periode van thuisblijven hebben ervaren in de eerste maanden van de lockdown. Met behulp van een vragenlijst is hiervoor in de periode van 10 juni 2020 tot en met 25 juni data verzameld onder 1.747 respondenten.
Een groot deel van de bewoners heeft de eerste periode van thuisblijven relatief positief ervaren en de overgrote meerderheid vindt zijn/haar woning geschikt om veel thuis te zijn, blijkt uit het onderzoek. Juist voor bewoners die vóór corona relatief weinig met hun buurt hadden, betekende de lockdown-periode een positieve ontdekking van hun dagelijkse leefomgeving en hun medebewoners.
Ongeveer een kwart van de respondenten geeft aan de stad juist méér te zijn gaan waarderen. Dit is het sterkst in het stadsdeel Centrum waar de helft van de respondenten aangaf de stad meer te zijn gaan waarderen. In de aangrenzende stadsdelen Zuid, Oost en West lag dit percentage tussen de 26% en 36%. De onderzoekers leggen hier een verband met de groeiende ontevredenheid in de laatste jaren over de toegenomen drukte in de stad. In de eerste maanden van de coronacrisis ontstond het gevoel dat Amsterdam eindelijk weer voor Amsterdammers was.
Maar deze relatieve positieve ervaring geldt niet voor iedereen. Het andere verhaal zijn Amsterdammers die de lockdown als veel minder prettig hebben ervaren. Bij sommige ouderen, maar ook bij een groep jongere alleenstaande bewoners speelde eenzaamheid een belangrijke rol in hun ervaring. Sociale levens werden gemist en zij woonden vaak in kleinere, minder goed onderhouden woningen. Deze Amsterdammers zijn zich extra bewust geworden van gevoelens van eenzaamheid, kwetsbaarheid en hun precaire positie in de stad.
Het is natuurlijk de vraag in hoeverre deze ervaringen zich voort hebben gezet. Het is volgens de onderzoekers goed denkbaar dat veel bewoners in de nieuwe periode van coronamaatregelen die vervolgens aanbrak een minder positieve woonervaring zullen hebben en dat dit in negatieve zin gevolgen kan hebben voor de mate waarin ze zich thuisvoelen in de stad. Ook is het goed denkbaar dat de nieuwigheid van de verstilde stad er voor sommige bewoners wel van af is en deze aspecten voor meer Amsterdammers zwaarder gaat wegen in hun evaluatie van het wonen in de stad. Het roept de vraag op of het langer duren van de coronamaatregelen niet alsnog een verschuiving teweeg zal brengen in de waardering van de stad als woonplek.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder leiding van stedelijk geograaf Fenne Pinkster van het Centre for Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam.