20 november 2020
Eigenlijk houdt UvA hoogleraar en socioloog Justus Uitermark niet zo van dit soort ‘opinieverhalen’ over de impact van corona. ‘We zitten te dicht op de actualiteit voor een grondige analyse.’ Tegelijkertijd begrijpt hij de behoefte aan duiding goed en wil daarom zijn indrukken rond corona en solidariteit toch met ons delen. Hij heeft zich vanaf het begin van de crisis ook voortdurend verdiept in de ontwikkelingen, vooral in zijn stad Amsterdam, onder diverse groepen.
In april werd Uitermark ook gevraagd wat zijn indruk was van de impact die de coronacrisis op de sociale weefsels tussen mensen had. Hij noemde corona toen een les in wederzijdse afhankelijkheid en zag een enorm opgewekte solidariteit. ‘Ik had destijds niet gedacht dat het zo lang zou duren. Met deze kennis van nu is het de vraag of ik toen een andere diagnose had gesteld. In hoeverre denk ik nu nog dat er een enorme solidariteit is opgewekt?’
Hij antwoordt: ‘Het is een uitputtingsslag om elkaar niet te zien, te horen of aan te raken—dat was te voorzien. Ook was toen al duidelijk dat corona en de maatregelen de ongelijkheid vergroten. Wat ik had overschat is het vermogen om solidariteit om te zetten in creativiteit. Ik dacht dat we beter uit de crisis zouden kunnen komen.’
Nu valt hem vooral op dat er, ondanks alles, stabiliteit is. ‘We hebben een economische krimp van historische proporties meegemaakt en ongekend ingrijpende maatregelen. En toch staat de samenleving niet op instorten. De overheid ondersteunt nog steeds de economie met omvangrijke hulppakketten, een grote meerderheid van de bevolking steunt de maatregelen en er zijn geen ingrijpende verschuivingen in het politieke landschap zichtbaar.’
Uit verschillende surveys blijkt dat steun voor de maatregelen afneemt en dat veel mensen zich er niet altijd aan houden. Maar toch: ‘De meerderheid neemt deze maatregelen nog wel steeds wel in acht, maar wel met meer ambivalentie. Bijna iedereen is het met veel van de maatregelen eens, maar bijna niemand met alle maatregelen.’
Al vanaf het begin gingen er scheidslijnen schuil onder het gezamenlijke vertrouwen in de overheid en het gedeelde conformisme aan de richtlijnen, stelt Uitermark. ‘Mensen met de zekerheden van een hoge opleiding, een goede gezondheid en goede baan conformeerden zich vooral aan de regels vanwege een besef van lotsverbondenheid en gedeelde verantwoordelijkheid terwijl groepen in een kwetsbare positie, vooral mensen met een lage opleiding of broze gezondheid, dat vaker deden vanwege angst en uit lijfsbehoud.’
Deze scheidslijnen blijven nog altijd onder de oppervlakte van het publieke debat. ‘Als je naar de televisie of op sociale media kijkt, krijg je de indruk dat er een tweedeling is tussen voorstanders en tegenstanders van strenge maatregelen. In de surveyresultaten zag ik iets anders. Laagopgeleiden zijn bang voor de impact van de maatregelen op hun inkomen én ze zijn vrezen het virus zelf. Enquêtes laten zien dat het virus en de restricties uiteenlopend werden bezien en beoordeeld: belevingswerelden drijven uit elkaar.'
Geen polarisatie, maar wel voortdurende discussie
In het begin werden zogenaamde ‘overtreders’ nog breed uitgemeten in de media, zoals de mensen die een dagje naar het strand gingen, maar inmiddels, nu het allemaal langer duurt, is er veel meer variatie gekomen in de mate waarin we ons aan de regels houden. Er wordt ook fel gediscussieerd. Tegelijkertijd gebeurt er iets fascinerends merkt Uitermark op.
De scheidslijnen lopen niet tussen groepen, maar daar dwars doorheen. ‘We zien wel dat tegenstanders van de maatregelen oververtegenwoordigd zijn bij bepaalde politieke partijen of sectoren, maar toch is er niet sprake van een tweedeling. Ik merk zelf dat binnen dezelfde afdeling, vriendengroep of familie heel anders wordt gedacht over wat gepast is.’ Mensen kunnen ook zelf dubbele gevoelens hebben over hun eigen gedrag, merkt Uitermark op: ‘Als je op Twitter kijkt zie je felle discussie tussen mensen maar ik zie en merk ook vooral veel strijd binnen mensen: we moeten voortdurend bedenken hoe rigide of rekkelijk we zijn. Bijna iedereen is wel voor maatregelen, maar bijna niemand houdt zich altijd aan alle maatregelen, waardoor we tot laveren veroordeeld zijn.’
De irritatie onder mensen groeit, maar die zijn dus niet tot een bepaalde groep te herleiden. ‘Het negatieve is dat er voortdurend wrijving is, het positieve hieraan is dat de groeiende irritatie zich niet vertaalt naar twee gepolariseerde groepen. ’
Uitermark heeft zelf veel onderzoek gedaan naar sociale bewegingen en zelforganisatie. Ook op dit gebied gebeurde natuurlijk het nodige in het kader van solidariteit. ‘Zelforganisaties kregen een enorme boost qua aantal aanmeldingen van vrijwilligers waardoor er een surplus aan liefdadigheid stond. Tegelijkertijd bleek er een mismatch met de werkelijke behoeftes van die organisaties die vooral langdurige commitment zoeken, ook voor taken die wat minder aanspreken, zoals schoonmaken. Doordat het aanbod zijn weg niet kon vinden naar de vraag ebde deze dan ook snel weer weg, terwijl de zorgvraag juist steeds meer toenam.’
Voor de toekomst van zelforganisaties heeft Uitermark zorgen, ‘het middenveld heeft een enorme klap gekregen. De mensen die we nu kwetsbare groepen noemen vormden de ruggengraat van het middenveld. Het is ook de vraag of alle leden van verenigingen en clubs straks weer terugkeren. Hun levens zijn toch sterk veranderd. Blijven mensen straks misschien weg bij de kerken, orkesten, schaakclubs, buurthuizen, bibliotheken en andere organisaties die draaien op leden en vrijwilligers? Zelfs een kleine terugloop kan een nekslag betekenen voor organisaties die toch al tekorten van leden of vrijwilligers hadden. Er is al lange tijd een trend richting meer flexibele en individuele recreatie en ik verwacht dat die wordt versterkt door corona.’
Uitermark vraagt zich tot slot af in hoeverre de overheid de enorme steunpakketten gaat inzetten voor het ombouwen van de economie naar een meer duurzame. ‘Eind 19e eeuw zagen we bijvoorbeeld enorme investeringen in collectieve watervoorziening en riolering in reactie op cholera. We zien nu weer oefeningen in collectieve actie. De snelheid waarmee vaccins worden ontwikkeld is ongekend. Ook is het indrukwekkend hoe we ons bijna allemaal een klein beetje aanpassen om een hoger doel te bereiken. Toch steekt het dat een visie op een weg uit de crisis ontbreekt. Er worden hele ingrijpende beslissingen genomen, er zijn ongekende hoeveel geld mee gemoeid, en toch wordt er niet echt discussie gevoerd over waar we heen gaan. De nadruk ligt op compensatie voor de schade. Uiteindelijk wil je ook een visie hoe de wereld er na corona uit zal en ook moet zien—waar willen we naartoe? Niet alleen herstel maar ook wederopbouw.’