22 oktober 2020
Hoogleraar gezondheidscommunicatie Julia van Weert van de Universiteit van Amsterdam testte samen met collega’s van haar vakgroep, het Amsterdam UMC en de Technische Universiteit (TU) Delft het gebruik van een virtuele patiënt bij de training van geneeskundestudenten. Kan een virtuele patiënt bijdragen aan de communicatievaardigheden van studenten, en kan een student zo beter leren samen met de patiënt een besluit rond een zorgsituatie te nemen? Van Weert noemt de resultaten van de pilot veelbelovend.
Dat arts en patiënt samen tot een besluit komen over een zorgsituatie waarin de voorkeuren van de patiënt zijn meegenomen, is van groot belang. ‘Uit onderzoek weten we dat samen beslissen een positief effect heeft op de behandeling en op de tevredenheid van de patiënt. Bovendien worden hierdoor twijfels achteraf over de genomen besluiten verminderd’, legt Van Weert uit. Maar het face-to-face oefenen in de opleiding, zoals bijvoorbeeld met acteurs in een rollenspel, is kostbaar en tijdsintensief. Ook houdt deze methode weinig rekening met de verschillende persoonlijkheden en vaardigheidsniveaus van studenten. Hierdoor is het lastig interactieve oefening en training met patiënten stevig in de opleiding te verankeren.
‘Met een virtuele patiënt zouden studenten wel vrij makkelijk en in een veilige omgeving informatie kunnen verzamelen en op basis hiervan een gezamenlijk besluit leren nemen’, licht Van Weert toe. In het onderzoek van Van Weert en collega’s ontwikkelde TU Delft grafische interactieve personages die aan tweedejaars geneeskundestudenten van het Amsterdam UMC op een computerscherm werden getoond en die via de computerspeakers met hen spraken. Gegevens uit eerdere studies naar keuzes rond kankerbehandeling (chemotherapie of hormonale behandeling) werden gebruikt als tekst corpus voor de personages. Computermodellen simuleerden vervolgens de voortgang van kennisopbouw, voorkeursvorming en emotie-expressie in de Virtuele Patiënt. Zo kregen de studenten de illusie dat ze bij een natuurlijke dialoog betrokken waren. In totaal nam elke student drie sessies bij verschillende virtuele patiënten af.
‘De grootste communicatieverbetering vond plaats na de eerste sessie’, vertelt Van Weert. Studenten gingen in de tweede sessie significant vooruit in hun communicatievaardigheden en hun vermogen om samen met de patiënt tot een besluit te komen. In de derde sessie was er minder verdere vooruitgang.
Op basis van de pilot concluderen de onderzoekers dat de virtuele patiënt zeker potentieel heeft als een waardevolle leermogelijkheid voor de training van communicatieve vaardigheden, al zijn er nog wel wat verbeteringen nodig. 'Een virtuele vorm van training past ook heel goed in huidige tijd waarin we grote stappen nemen naar meer online onderwijs. Een Virtuele Patiënt staat clinici toe hun vaardigheden op een zeer interactieve en meeslepende manier op een zelfgekozen tijd en locatie te trainen’, concludeert Van Weert.
Dit onderzoek werd gefinancierd door het DigiComMethodsLab.