Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Denken kinderen anders over een robot wanneer hen verteld wordt wat robots precies zijn, hoe robots verschillen van mensen, en wat een robot allemaal (niet) kan? Uit een recent experiment bleek van wel: kinderen die dergelijke ‘transparante’ informatie over een robot kregen, dachten na afloop van een gesprekje met een robot namelijk minder vaak dat die robot ‘leefde’, schreven de robot minder menselijke eigenschappen toe, vonden hem minder op henzelf lijken en vertrouwden de robot minder dan kinderen die deze informatie niet kregen.
Meisje kijkt een robot aan

Kinderen groeien op te midden van familie, vriendjes, huisdieren, digitaal speelgoed… en in toenemende mate ook tussen sociale robots. Soms zijn kinderen geneigd om zulke robot als vriendjes te beschouwen. Maar is het eigenlijk wel de bedoeling dat kinderen vrienden worden met robots, en wat zijn hiervan de consequenties? Sommige wetenschappers en ethici maken zich zorgen over het vervangen van ‘echte’ vriendschappen door vriendschappen met robots, en de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor de sociale ontwikkeling van kinderen. Anderen zien sociale robots daarentegen als een welkome aanvulling op menselijk contact.

Interactie tussen kinderen en robots onderzoeken

In de toekomst zullen kinderen hoe dan ook steeds vaker met sociale robots in aanraking komen. Binnen het CHILDROBOT-project aan de Universiteit van Amsterdam wordt onderzoek gedaan naar de interactie tussen kinderen en sociale robots om te begrijpen hoe een vriendschap met een robot ontstaat, en welke factoren hierop van invloed zijn. Om vriendschappen tussen kinderen en robots te kunnen aan- of ontmoedigen moet immers eerst bekend zijn welke psychologische processen hieraan ten grondslag liggen. Denken kinderen bijvoorbeeld anders over sociale robots naarmate zij meer kennis hebben over wat robots precies zijn en (niet) kunnen?

Jongetje speelt met een NAO robot
Jongetje speelt met een NAO robot

Informatie beïnvloedt waarneming en vriendschapsvorming  

Het CHILDROBOT-project voerde een experiment uit dat onderzocht hoe informatie over robots de perceptie en vriendschapsvorming van kinderen met een robot beïnvloedt. Hiervoor ging het team naar basisscholen verspreid over het land, om kinderen van 8 en 9 jaar met een NAO-robot te laten praten en spelen. Robot NAO werd in 2005 door Softbank op de markt gebracht met het doel om een humanoïde robot voor een groter publiek beschikbaar te maken.

Tijdens de interactie tussen de kinderen en NAO werd aan de helft van de kinderen verteld hoe robots verschillen van mensen. Deze kinderen hoorden bijvoorbeeld dat NAO niet zelf kan nadenken, geen emoties ervaart, geen identiteit heeft, en zich niet bewust is van zichzelf en zijn sociale omgeving. De andere helft van de kinderen kreeg informatie die niets met de robot te maken had, maar inhaakte op de gespreksonderwerpen die aan bod kwamen (zoals sport en muziek). En wat bleek? De kinderen die informatie over de robot hadden gekregen dachten anders over NAO dan kinderen die deze informatie niet hadden kregen. Deze kinderen dachten namelijk minder vaak dat de robot ‘een soort levend wezen’ was, dachten minder vaak dat de robot menselijke eigenschappen bezat, vonden de robot in mindere mate op henzelf lijken, en vertrouwden de robot minder.

Tegelijkertijd was er één uitkomst die niet verschilde tussen de groepen: ongeacht de informatie die de kinderen hadden gekregen, beschouwden ze de robot na afloop van de interactie overwegend als een (potentieel) vriendje.

Mens versus machine

De resultaten van dit experiment laten zien dat kinderen in staat zijn om te begrijpen dat robots wezenlijk verschillen van mensen, en dat dit inzicht deels van invloed kan zijn op het ontstaan van vriendschap tussen kinderen en robots. Kinderen die meer kennis over de robot hadden vertrouwden deze immers minder. Daarnaast blijkt uit de antwoorden die kinderen gaven dat zij robots zien als iets dat niet helemaal een mens, maar ook niet helemaal een machine is. Vriendschappen tussen kinderen en robots zullen dus hoogstwaarschijnlijk ook niet precies zo zijn als vriendschappen tussen kinderen.

Het blijft de vraag in hoeverre bepaalde aspecten van menselijke vriendschap belangrijk zijn in een vriendschap met een robot. Moet de robot bijvoorbeeld kunnen begrijpen hoe kinderen over dingen denken of hoe zij zich voelen? En maakt het kinderen iets uit of de robot hen dingen over zichzelf vertelt, of willen zij vooral dat de robot naar hen luistert? Dit zijn vragen die centraal staan in andere experimenten die binnen het CHILDROBOT-project worden uitgevoerd. 

Meer over het CHILDROBOT-project

Vanuit de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR) doet het CHILDROBOT-team, gefinancierd door de European Research Council (ERC) en geleid door Prof. Dr. Jochen Peter, onderzoek naar interacties tussen kinderen en robots. CHILDROBOT richt zich specifiek op interacties met ‘sociale robots’, oftewel robots die in de eerste plaats bedoeld zijn voor sociale interactie. Als onderdeel van dit project onderzoekt PhD kandidaat Caroline van Straten of en wanneer kinderen vriendschappen vormen met zulke sociale robots. Door middel van verschillende experimenten met de NAO-robot onderzoekt Van Straten welke aspecten van een kind-robot interactie hierop van invloed zijn. 

Prof. dr. J. (Jochen) Peter

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Programmagroep: Youth & Media Entertainment