23 juni 2020
Het was niet zozeer Amsterdam, de culturele hoofdstad, maar Den Haag waar in de jaren zestig de meest levendige beatmuziekscene van Nederland ontstond. Jongeren uit de voormalige kolonie Nederlands-Indië, die al goed bekend waren met de Amerikaanse populaire muziek van destijds, legden de basis voor de muziekervaring van de stad. Gecombineerd met sociaal-demografische (babyboom), economische (naoorlogse boom), en ruimtelijke trends (leegstaande panden als gevolg van stedelijke achteruitgang ), werd Den Haag zo stevig op de kaart van de populaire muziek gezet, concluderen sociaalgeografen Robert Kloosterman van de Universiteit van Amsterdam en Amanda Brandellero van de Erasmus Universiteit in Rotterdam.
Beatmuziek was een grote rage in de jaren 60. Het is een sub stijl van de rock en mengvorm van rock-'n-roll, doowop, skiffle en rhythm-and-blues. Het ontstond in Liverpool met The Beatles en in hun kielzog kwamen bands als The Rolling Stones, The Animals, The Kinks en The Who.
In Nederland, waar het ook wel de nederbeat werd genoemd, braken bands door als The Motions, The Golden Earrings, Q65 en Sandy Coast. Al deze succesvolle bands kwamen uit Den Haag, die daardoor bijnamen kreeg als ‘Beatstad No. 1’ en ‘het Nederlandse Liverpool’. ‘Deze bands zijn niet zozeer met elkaar verbonden door hun overeenkomstige geluid, maar door hun geografie’, stellen Kloosterman en Brandellero.
Het onderzoek van Kloosterman en Brandellero sluit aan bij een klassieke vraag in geografische studies: hoe is creativiteit in culturele industrieën verbonden aan de stedelijke omgeving? ‘Steden zijn belangrijke settingen voor die creatieve sector, want in steden vind je meestal alle juiste voorwaarden: je komt er makkelijk veel en uiteenlopende mensen tegen en er zijn veel informele settingen om elkaar te ontmoeten en van gedachten te wisselen’, legt Kloosterman uit. De muziekscene is een onderdeel van die creatieve sector. Niet zo gek dus onderzoek te doen naar wat een bepaalde muziekscene tot een groot succes heeft gemaakt, ook om te leren hoe die creatieve sector beter te faciliteren.
Kloosterman en Brandellero analyseerden de sociale en netwerk dimensies van de lokale muziekscene in Den Haag en brachten die in verband met concrete plekken waar belangrijke actoren elkaar ontmoetten. Hiervoor raadpleegden ze diverse geschreven en opgenomen bronnen: ‘In die tijd werd er veel over de clubs in Den Haag geschreven waar de muziekscene haar thuis vond. Dat waren veel meer informele vertogen over wie waar kwam, optrad en elkaar ontmoette, maar als geografen kunnen we daar weer andere elementen uithalen voor analyse.’
Zo presenteren Kloosterman en Brandellero een microgeografie van innovatieve ruimtes waar muzikanten, managers, poortwachters en een bonte groep aanhangers elkaar ontmoetten, kennis uitwisselden, elkaar inspireerden en (in sommige gevallen zelfs internationaal) succesvolle artiesten lanceerden.
‘Je zou misschien verwachten dat Amsterdam als culturele hoofdstad de plek was om aan te haken bij de beatmuziek scene die in de jaren 60 vanuit Engeland de wereld veroverde. Maar dat bleek toch Den Haag te zijn’, vertelt Kloosterman.
‘Wat een belangrijk factor was in de verspreiding van deze muziekscene, was de toegang tot de Amerikaanse radiozenders die de popnummers uitzond. In Nederland was dat via de toen illegale radiozender Veronica die daarom vanaf zee opereerde. Den Haag ligt natuurlijk dichtbij de kust en in deze stad was deze zender daardoor goed te ontvangen.’
‘Maar’, vervolgt Kloosterman, ‘in Den Haag bevond zich ook een groep die al veel langer naar die Amerikaanse zenders luisterde. Dat waren de jonge mensen die uit de voormalige kolonie Nederlands-Indië naar Nederland waren gekomen. Zij brachten een veel grotere kennis van de Amerikaanse populaire muziek met zich mee, inclusief hoe je dit soort muziek kunt spelen en uitvoeren. Zo legden zij een basis voor een levendig tijdperk van muzikale creativiteit in de stad.’
‘Een andere voorwaarde waar Den Haag in voorzag, was een ruim aanbod van informele locaties waren mensen elkaar konden ontmoeten, als gevolg van stedelijke recessie. Dit waren plaatsen als De Marathon - een familiebedrijf en schaatsbaan- en de Houtrust Rotonde - een club en restaurant gelegen naast een voetbalveld. Zo mocht de Golden Earring op 20 november 1965 in de Houtrust optreden toen The Kinks niet op kwamen draven. De Golden Earring werd later een van de meest succesvolle bands van de stad en Nederland in die periode.’
‘Wat deze analyse onder andere laat zien is dat een informele of tolerante sfeer heel bepalend kan zijn voor de creatieve sector. Hier kan creativiteit en een vorm van innovatie plaats vinden door de mogelijkheid veel en diverse mensen te ontmoeten, affiniteit met elkaar te delen, en ideeën met elkaar uit te wisselen. Dit zijn toch basiskenmerken van een stedelijke sociale economie. Als stad moet je daarom ook zuinig zijn op die informele en traditionele sferen’, concludeert Kloosterman.
Kloosterman is de coördinator van een grootschalig Europees project, CICERONE, waarin wetenschap samenwerkt met maatschappelijke en culturele partners om meer zicht te krijgen op hoe de creatieve industrie in lokale contexten is ingebed en tegelijkertijd deel uitmaakt van mondiale netwerken.