1 december 2022
Onderwijsongelijkheid neemt toe in Nederland. Kinderen met vergelijkbare schoolprestaties, komen niet op een vergelijkbaar vervolgniveau terecht. Deze ongelijkheid is zorgelijk omdat het tot sociaaleconomische verschillen leidt, maar ook tot verschillen in de betrokkenheid bij en het vertrouwen in de politiek.
Uit eerder onderzoek weten we dat vroege schoolselectie, het op jonge leeftijd verdelen over verschillende onderwijsniveaus, een belangrijke verklarende factor voor onderwijsongelijkheid is. In Nederland is er nog steeds sprake van een vroege schoolselectie, maar in veel Europese landen zijn ze hiervan afgestapt. Wat is het effect geweest van deze onderwijshervormingen?
Herman van de Werfhorst onderzocht het en concludeert dat een latere schoolselectie ongelijkheid vermindert, maar niet helemaal wegneemt, en dat gelijkheid ook toeneemt doordat kinderen uit bevoordeelde groepen in prestaties zakten. De resultaten zijn gepubliceerd in het 'American Journal of Education'.
Van de Werfhorst onderzocht de relatie tussen sociale achtergrond, schoolsystemen en het bereikte opleidingsniveau. Hij vergeleek trends in 21 Europese landen met verschillende onderwijssystemen voor en na onderwijshervormingen.
Van de Werfhorst dook in de omvangrijke data van het European Social Survey waarin Europabreed gedragspatronen worden gemeten en smolt deze data samen met historische informatie over onderwijssystemen en hervormingen in dezelfde landen. Tot slot betrok van de Werfhorst het politieke klimaat in zijn analyse: welke politieke partijen en ideeën waren aan de macht?
Van de Werfhorst kon zo achterhalen welke invloed de sociale klasse en het opleidingsniveau van ouders heeft, wat de invloed van schoolsystemen in verschillende periodes was, en welke rol het politieke klimaat speelde. Leidt latere schoolselectie tot meer kansengelijkheid?
Van de Werfhorst concludeert dat in landen en periodes met latere schoolselectie de onderwijsniveaus van de geschoolde arbeidersklasse duidelijk toenemen en onderwijsongelijkheid afneemt. De toename van gelijkheid is echter ook gevolg van het dalen van opleidingsniveaus van kinderen uit elite beroepsgroepen als het hogere management.
Het verband tussen het opleidingsniveau van ouders en die van hun kinderen bleek echter nauwelijks beïnvloed te worden door latere schoolselectie. Hoe hoger ouders zijn opgeleid hoe hoger de onderwijskansen van het kind bleven en omgekeerd.
Van de Werfhorst verklaart zijn bevindingen vanuit de zogenaamde levensloophypothese die stelt dat:
Een latere schoolselectie vermindert dus onderwijsongelijkheid, maar neemt het niet helemaal weg. De verschillen worden verminderd doordat de arbeidersklasse betere vooruitzichten heeft, maar ook doordat hogere sociale milieus een deel van hun voorsprong inleveren. De vraag is of politici bereid zijn onderwijsongelijkheid te bestrijden via latere selectie als bevoorrechte sociale klassen er nadeel van ondervinden.