Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Op maandag 30 september is in zijn woonplaats Krommenie, in het bijzijn van zijn naaste familie, emeritus-hoogleraar Boekwetenschap Frans Janssen overleden. 

Frans A. Janssen was van 1989 tot 2004 aan de UvA verbonden als gewoon hoogleraar met aanvankelijk als leeropdracht Boek- en bibliotheekgeschiedenis. Dit veranderde later in Boekwetenschap. Hij was een zogeheten deeltijd-hoogleraar, dat kon toen nog. Zodoende had hij ook een tweede baan. Tot 2002 was hij als bibliothecaris verbonden aan de Bibliotheca Philosophica Hermetica in Amsterdam, een particuliere bibliotheek op het gebied van de geschiedenis van hermetische filosofie, alchemie en mystiek, die nu is gevestigd in het Huis met de Hoofden aan de Keizersgracht in Amsterdam. Die bibliotheek heeft een opmerkelijke geschiedenis; ze werd opgericht door Joost Ritman, die Frans Janssen als boekhistoricus erbij haalde.

Het had allemaal heel anders kunnen lopen, met deze jongeman uit Vught. Want zijn alleenstaande moeder zag zeker geen wetenschappelijke toekomst voor hem. Hij wist zich aan de ouderlijke tucht te onttrekken door een ontmoeting die hij had als dienstplichtig militair. Drie Amsterdammers die ook in dienst zaten, hadden iets met boeken. Ze spraken af elkaar in Amsterdam te ontmoeten na afloop van ieders dienstplicht, en dat gebeurde ook. Deze vrienden wijdden hem in, in de wereld van het boek en Frans Janssen ging Nederlands studeren, eerst de M.O.-opleiding, en daarna aan de UvA (toen nog GU). Hij viel op en was onder meer kandidaats-assistent van Wytze Gerbens Hellinga, een illustere UvA-hoogleraar Nederlandse Taalkunde.

Frans Janssen had verschillende specialisaties, hij wist veel over vroegmoderne typografie en boekdrukkunst, en had zich gespecialiseerd in de analytische bibliografie. Hij was in 1982 cum laude gepromoveerd op proefschrift getiteld Zetten en drukken in de achttiende eeuw. Dit was een van uitgebreide toelichtingen voorziene uitgave van David Wardenaars Beschrijving der boekdrukkunst uit 1801. Zijn promotor was G.W. Ovink. Met dit boek maakte hij inzichtelijk hoe het drukken met de houten handpers ging in de vroegmoderne periode. En aanschouwelijk maakte hij dat ook, door zijn reconstructie van een houten drukpers uit de 17de eeuw. Die reconstructie, gemaakt van eeuwenoude eikenhouten balken, sloophout van een Franse boerderij, was een project van een groepje kenners. Zij slaagden erin het apparaat zo te construeren dat het exact zo werkte als een 17de-eeuwse pers. De houten drukpers heeft hij uiteindelijk geschonken aan de UvA. Hij stond ooit in het kleine ‘bakstenen’ trappenhuis achterin de UB aan het Singel, en nu is de pers te zien op de bovenste etage van BG2, waar hij  gebruikt wordt bij drukpersdemonstraties.

Ik had hem wel eens ontmoet maar leerde hem pas kennen toen ik hem als hoogleraar opvolgde in 2001, in een dakpanconstructie. Waar hij op afstand misschien wel een wat steile indruk kon achterlaten, bleek hij in de directe omgang warm, hartelijk en loyaal. We deelden in de beginjaren een kamer aan de Oude Turfmarkt, waar we de toekomst van de toen nog kleine vakgroep bespraken. Hij was een hoogleraar van de oude stempel, voor wie kennis en studie het al-enige waren, en die onderwijsvernieuwingen liet passeren. Ook in bureaucratisch opzicht was hij niet mijn beste leermeester. Daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor. De wetenschap moet altijd op één staan. Zijn vakkennis was fenomenaal, en enige ijdelheid op dit punt was hem niet vreemd. Hij was goed bevriend met Umberto Eco, die gefascineerd was door de collectie van de Bibliotheca Philosophica Hermetica, en met Willem Frederik Hermans, over wie hij ook publiceerde. Dat was een heel ander specialisme dan zijn proefschrift, maar Hermans-kenners konden beslist niet om zijn studies heen. Met Hermans kwam het tot een breuk, maar de collectie ‘Hermansiana’ die Janssen opbouwde bleef intact. Daarbij zitten ook de notitieboekjes die hij bijhield van zijn bezoeken aan veilingen en andere interessante gebeurtenissen. Wil je daar niet eens je memoires uit samenstellen, vroeg ik hem wel eens, maar nee. Dat wilde hij beslist niet. Hij publiceerde graag en veel, voornamelijk in wetenschappelijke tijdschriften zoals Quaerendo, maar ook in Vrij Nederland waarvoor hij boekhistorische publicaties recenseerde.

Zijn gezondheid liep de laatste tien jaar klappen op, maar hij krabbelde steeds weer op, en bleef de gang naar Allard Pierson en de vakgroep Boekwetenschap maken. Ook na de veel te vroege dood van zijn zoon waar hij veel verdriet over had. Studie en schrijven hielden hem op de been, en bij alle ongemak en verdriet wist hij een goed humeur te bewaren. Gesprekken met hem waren nooit saai. Hij wist altijd alles, over iedereen. Bij feestelijkheden was hij van de partij, en zelfs een internationaal congres van bibliofielen, dat in september 2024 in Amsterdam werd gehouden, had hij nog voorbereid. Maar hij kon dit zelf niet meer meemaken. 


Lisa Kuitert