31 augustus 2022
In haar onderzoek richt Feike Dietz zich op de relatie tussen vroegmoderne teksten, kennis en lezen. ‘Ik wil begrijpen hoe mensen leren door de boeken die ze lezen, en hoe ze überhaupt de kennis en kunde kunnen verwerven die nodig is om in een geletterde wereld te functioneren’, vertelt ze. ‘Speciaal ben ik geïnteresseerd in groepen lezers voor wie de toegang tot kennis en boeken niet vanzelfsprekend was.’ Zo bestudeerde ze de effecten van jeugd- en schoolboeken op de geletterdheid van achttiende-eeuwse kinderen en onderzocht ze als NIAS-fellow (met Nina Geerdink) ideeën over kennis bij vroegmoderne schrijvende vrouwen.
In de afgelopen jaren schreef Dietz onder meer de monografie Lettering Young Readers in the Dutch Enlightenment (Palgrave Macmillan, 2021) en redigeerde ze samen met Sven Dupré Youthful Minds and Hands: Learning Practical Knowledge in Early Modern Europe, een themanummer van Science in Context (Cambridge UP, 2019). ‘Een volgende ambitie is om mijn aandachtsgebieden leeftijd en gender nog sterker aan elkaar te verbinden: hoe konden boeken meisjes helpen om kennis te verwerven en zichzelf als “kenners” te identificeren?’
Jeugd- en meisjesboeken bewogen zich sinds de achttiende eeuw gemakkelijk over talige grenzen heen, maar tegelijkertijd zijn de opgevoerde personages opvallend wit en elitair.
Binnen de nieuwe leerstoel zal Dietz de Nederlandse letterkunde onderzoeken vanuit een transnationaal perspectief. Die benadering vormt een rode draad in haar onderzoek, al sinds ze werkte aan haar proefschrift Literaire levensaders: internationale uitwisseling van woord, beeld en religie in de Republiek (Verloren, 2012). ‘Ik keek toen naar groepen religieuze lezers, die zich eerder lieten inspireren door de boeken van gelijkgestemden buiten de Nederlandse Republiek dan door boeken die hun andersdenkende buurtgenoot publiceerde. Dat laat de verkokering van sociale groepen zien, maar ook het internationale karakter van de Nederlandse literatuur. Die stopt niet bij landsgrenzen – en sowieso zijn zulke grenzen in de loop van de geschiedenis steeds verschoven.’
Daarom wil de hoogleraar binnen deze leerstoel aandacht besteden aan de manier waarop literatuur zich ontwikkelde over geografische grenzen heen (bijvoorbeeld via vertalingen) en aan de vraag hoe inclusief de verhaalwereld in Nederlandse boeken is. Dietz: ‘Dat zijn ook bij uitstek relevante vragen met het oog op jeugd- en meisjesboeken: die bewogen zich sinds de achttiende eeuw gemakkelijk over talige grenzen heen, maar tegelijkertijd zijn de opgevoerde personages opvallend wit en elitair.’
Feike Dietz was tot voor kort verbonden aan de Universiteit Utrecht als docent-onderzoeker Vroegmoderne Nederlandse letterkunde. In de afgelopen jaren was zij daar onder meer projectleider (samen met Marjo van Koppen) van een interdisciplinair NWO Vrije Competitie Project en opleidingscoördinator van de interdisciplinaire bacheloropleiding Taal- en Cultuurstudies. Dietz: ‘Als docent in een interdisciplinaire opleiding stelde ik me tot doel om historische teksten relevant te maken voor de huidige samenleving: actuele vraagstukken op het gebied van globalisering en inclusie hebben een lange geschiedenis.’
Ook als redactielid van LitLab, een digitaal laboratorium voor literatuuronderwijs op middelbare scholen, maakt ze het onderzoek naar Nederlandse literatuur relevant en toegankelijk voor nieuwe generaties. ‘Ik doe onderzoek naar historische lezers, maar uiteindelijk altijd met het doel bij te dragen aan de lezers van morgen.’