14 maart 2022
Je zou denken dat het hem met de paplepel is ingegoten: de moeder van Hugo Schalkwijk is namelijk ook verpleegkundige. Toch is dat niet de manier hoe hij het onderwerp van zijn historische onderzoek heeft gevonden. ‘Dat was achter de balie van het ziekenhuis, waar ik tijdens mijn studie werkte’, vertelt hij.
Hij ging aan het werk op een afdeling die tijdens jaren 80 en 90 de aidsafdeling was. Een deel van de staf van toen werkte er toen nog steeds. Hier kreeg hij van dichtbij mee hoe weinig de verpleegkunde voorkomt in de geschiedschrijving van de aidsepidemie. Nu, in de coronapandemie, is hij zelf historicus tijdens een gezondheidscrisis.
Schalkwijk vertelt dat de medische geschiedenis een relatief klein vakgebied is in Nederland. Bovendien: als het erover gaat, gaat het vooral om de medische praktijk en in mindere mate om de sociale aspecten van verpleegkunde. ‘Veel problemen in de gezondheidszorg hebben wortels in decennialange problemen, die voor ongemak zorgen in de sector. Om daar iets aan te doen heb je historisch onderzoek nodig.’
‘In Nederland wordt sowieso een beetje laatdunkend gedaan over geschiedenis: het is gebeurd, je bent oude koeien uit de sloot aan het trekken’, zegt de historicus. Hij vindt ook dat Nederlanders ongevoelig kunnen zijn over hun eigen geschiedenis: ‘Het feit dat mensen nog steeds hartstikke trots zijn op de Gouden Eeuw, en dat er nog steeds niet alom wordt gesproken over een onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië vind ik veelzeggend genoeg.’
‘Als we maar vaak genoeg laten zien hoe bijzonder het vak verpleegkunde is en hoe verweven het zit in de maatschappij en ieders leven, dan geloof ik dat meer mensen daar onderzoek naar zullen willen doen,’ zegt Schalkwijk. ‘Maar ik verwacht niet dat het ooit het aantal onderzoeken naar de Tweede Wereldoorlog zal overstijgen hoor.’
Toch heeft hij goede hoop. ‘Door de coronacrisis zijn mensen zich meer bewust van hun eigen gezondheid, van het feit dat er zoiets is als de gezondheidszorg, dat het iedereen raakt en dat het geen ver-van-mijn-bedshow is. Je ziet daar verandering in; nu is het zaak om dat vast te houden.’
De media krijgen ook vaak het verwijt dat ze de verpleegkunde niet goed naar voren brengen, vertelt Schalkwijk. ‘Als je een verpleegkundige ziet in populaire media-uitingen, worden ze vaak geportretteerd als het hulpje van de dokter, of als een werkster.’ Een voorbeeld is het consequente gebruik van het woord “verpleegster” in plaats van verpleegkundige. ‘Dat is altijd een pijnpunt. Dat woord heeft toch de connotatie dat het een lief zustertje is dat vooral doet wat de dokter zegt.’
‘Als er moet worden gesproken over de tekorten op de IC, wordt vaak een IC-arts uitgenodigd, of een voorzitter van de IC-vereniging die ook dokter is’, zegt de historicus. ‘Dokters praten dan over problemen in de verpleegkunde.’
Dokters praten over problemen in de verpleegkunde.
‘Een van de positieve dingen die je nu ziet, is dat die media omzeild kunnen worden dankzij de opkomst van sociale-mediakanalen. Ik geloof dat dat zeker helpt bij de beeldvorming.’ Maar we zijn er nog niet, vindt Schalkwijk. ‘We hebben in de coronacrisis vooral de beelden uit de ziekenhuizen gezien, maar er is ook wijkverpleging en ouderenzorg. Daar wordt net zo hard gewerkt.’
Schalkwijk vertelt dat de representatie in de algemene geschiedschrijving er niet veel beter uitziet. ‘In hét geschiedkundige werk over hiv en aids in Nederland worden maar drie pagina’s aan verpleegkundig werk besteed. Daarin gaat het bovendien alsnog vooral over dokters, beleidsmakers en activisme. Wat in het oog springt wordt behandeld, terwijl het verpleegkundig werk op de achtergrond blijft. Dat is deels doordat verpleegkundigen zelf de spotlight niet zo opzoeken, in tegenstelling tot dokters die bijvoorbeeld weleens een boek schrijven.’
Een andere reden die hij ziet is dat verpleegkundig werk per definitie vaak onzichtbaar blijft. ‘Omdat het met de handen en het hoofd wordt gedaan. Dat is soms moeilijk te vertalen naar papier als je er niet expliciet mee bezig bent’, legt hij uit. ‘Dat heeft mij geïnspireerd om aan de slag te gaan en mijn rol als historicus te pakken om die verpleegkundige geschiedenis meer naar voren te brengen. Toen de coronacrisis aanbrak werd dat extra relevant.’
De historicus vult zijn promotietraject aan de UvA in met de publicatie van artikelen. Hij is begonnen in 2021 en werkt nu aan het eerste artikel. Hiervoor onderzoekt hij, in samenwerking met sociologen, de discussie over het verschil tussen hbo- en mbo-verpleegkundigen. ‘Sinds het ontstaan van die verschillende opleidingen, zo’n vijftig jaar geleden, zijn er al geluiden te horen dat er onderscheid moet worden aangebracht, zodat iedereen in zijn eigen kracht kan worden ingezet. Het is een ingewikkelde discussie die onlangs nog, in 2019, weer fel gevoerd is. Er was toen een wetgevingstraject ingezet om formeel onderscheid te maken tussen de hbo- en mbo-verpleegkundige. Dat traject mislukte door de felle tegenstand binnen delen van de beroepsgroep.’
Schalkwijk denkt dat historisch onderzoek inzicht kan geven in dit maatschappelijk conflict. ‘Op het eerste gezicht lijkt het alsof er telkens in een cirkeltje wordt gewerkt en er niks van de grond komt, maar als je onderzoek doet zie je dat er veel verandert in de positie van verpleegkundigen en verzorgenden in dat veld.’
Voor zijn onderzoek zoomt Schalkwijk in op drie momenten in het debat: het ontstaan van de hbo-verpleegkundige, de Witte Woede-protesten aan het einde van de jaren 80 en begin jaren 90, en de wetswijziging in 2019. Hij onderzoekt de stellingnames in dit debat: wie deden er mee, wie spraken er namens de verpleegkundigen, wie vonden wat, wat was de positie van verschillende groepen? Daarnaast identificeert hij de verschillende groepen binnen de verpleegkunde.
‘Zo heb je een groep die professionalisering nastreeft door de hbo-verpleegkundige, maar er is ook een groep die op een andere manier is opgeleid en zich daar juist tegen verzet. Als de hbo-verpleegkundige daartussen komt werken, hoor je ook reacties zoals: “Die hoogopgeleiden komen nu op de afdeling, maar ze kunnen nog geen bed opmaken.’
Schalkwijk ziet zichzelf niet per se als een belangenbehartiger. ‘Ik probeer natuurlijk wel het vuur over te brengen, maar dit doe ik echt in de rol van historicus. Juist door goed en veel historisch onderzoek te doen en in de geschiedkunde aandacht voor de verpleegkunde te stimuleren.’