6 oktober 2021
Kropman, die zelf jarenlang geschiedenisleraar, vakdidacticus en schoolboekenauteur was, kwam op het idee voor het onderzoek naar aanleiding van zijn eigen ervaringen in het voortgezet onderwijs. In zijn onderzoek speelt multiperspectiviteit – de aanwezigheid van verschillende invalshoeken – een belangrijke rol. ‘Geschiedenis gaat over meervoudige perspectieven: vanuit wie de geschiedenis wordt verteld, beïnvloedt onze interpretatie ervan’, legt Kropman uit. Daarnaast, stelt hij, is het om geschiedenis in een pluriforme samenleving aansprekend te maken, belangrijk het verleden vanuit verschillende hoeken te laten zien. ‘Die verschillende perspectieven – man en vrouw, jong en oud, politiek, cultuur en religie, mondiaal, nationaal en regionaal, en verschillende sociale lagen – maken het voor leerlingen van verschillende achtergronden makkelijker zich met de geschiedenis te identificeren, en geven het verleden meer relevantie.’
Om te weten te komen in hoeverre multiperspectiviteit wordt verwerkt in geschiedenislessen, onderzocht Kropman verschillende aspecten van het geschiedenisonderwijs in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Hij analyseerde schoolboeken, lesontwerpen van geschiedenisdocenten en schrijfopdrachten van leerlingen.
De geschiedenis komt niet in een kant-en-klaar pakketje tot ons, er zit altijd een auteur tussen.
Bij het onderzoeken van schoolboeken keek de promovendus specifiek naar hoe de boeken de Nederlandse Opstand (ook wel bekend als Tachtigjarige Oorlog) behandelen en in hoeverre daarbij verschillende perspectieven aan bod komen. Dat laatste bleek maar mondjesmaat te gebeuren, vertelt Kropman: ‘Die multiperspectiviteit is er potentieel wel en zit ook in het examenprogramma, maar in de hoofdteksten van schoolboeken wordt vaak toch maar één waarheid verteld. Vooral de daden en motieven van een klein aantal mensen komen aan bod – denk bijvoorbeeld aan Willem van Oranje – en met name de politieke dimensie wordt belicht. Voor de gewone man en vrouw is weinig aandacht. Ook geografisch gezien is het perspectief beperkt: de opstand wordt vooral vanuit het westen van Nederland bekeken, terwijl er in andere regio’s natuurlijk ook van alles gebeurde.’
Kropman keek ook in hoeverre schoolboeken aandacht besteden aan het feit dat geschiedenis een door geschiedschrijvers gecomponeerde constructie is. ‘Het is belangrijk om leerlingen bij te brengen dat geschiedenisteksten door mensen geschreven worden, en dat dat invloed heeft op hoe de geschiedenis wordt verteld en geïnterpreteerd’, aldus de onderzoeker. ‘De geschiedenis komt niet in een kant-en-klaar pakketje tot ons, er zit altijd een auteur tussen. Maar in schoolboeken blijkt daar niet veel aandacht voor te zijn.’
Niet alleen in schoolboeken, maar ook in de lesontwerpen van docenten bleek weinig ruimte te zijn voor verschillende perspectieven – minder dan Kropman verwacht had. Zijn aanbeveling is dan ook hier meer tijd voor in te ruimen in het curriculum van de lerarenopleiding. ‘Zwengel daarover de discussie aan: hoe verwerk je die perspectieven in je lessen?’
Feiten en jaartallen zeggen op zichzelf weinig; het is vooral belangrijk dat we leerlingen bijbrengen breder te kijken.
Wat de onderzoeker in positieve zin verraste, was dat leerlingen wel degelijk openstaan voor multiperspectiviteit wanneer die wordt aangeboden. Na het lezen van een geschiedenistekst waarin verschillende perspectieven aan bod kwamen, waren leerlingen namelijk meer geneigd zelf ook meerdere perspectieven te gebruiken bij het maken van een schrijfopdracht. ‘Leerlingen zijn hier dus goed toe in staat, zo lang er in de teksten aandacht voor is’, concludeert Kropman. ‘Mijn aanbeveling is dan ook in het curriculum en examenprogramma meer ruimte vrij te maken voor multiperspectiviteit, ook al gaat dat dan misschien ten koste van feitenkennis. Feiten en jaartallen zeggen op zichzelf weinig; het is vooral belangrijk dat we leerlingen bijbrengen breder te kijken en zich vanuit verschillende invalshoeken met het verleden te verstaan.’
Kropman voerde zijn onderzoek uit in het kader van Dudoc-Alfa, een programma dat eerstegraads bevoegde docenten de mogelijkheid biedt om, naast hun baan in het onderwijs, promotieonderzoek te verrichten op het terrein van de vakdidactiek van de geesteswetenschappen.