Italië studies
‘Mijn promotieonderzoek is eigenlijk een soort verlengde van mijn masterscriptie. Ik onderzoek hoe de werken van Italo Calvino, één van de bekendste Italiaanse schrijvers uit de twintigste eeuw, zijn gelezen, maar vooral hoe hij zelf is betrokken in de beeldvorming van zijn persoon. Dit doe ik onder andere door literatuurkritieken te vergelijken met hoe Calvino zichzelf neerzette in interviews. Mijn masterscriptie ging alleen over beeldvorming in Italië, maar in mijn promotieonderzoek richt ik mij ook op Engeland en Amerika: cultuurverschillen maken dat Calvino in deze landen anders werd gelezen.’
‘Promoveren betekent voor mij veel onderweg zijn. Hoe verder je bent in je promotieonderzoek, hoe specifieker je onderwerp en dus ook de bronnen die je moet raadplegen. Deze bronnen zitten bijna nooit op één plek. Ik reis dus veel naar bijvoorbeeld Londen, Oxford, Birmingham en natuurlijk naar Italië om bronnen te raadplegen. Daarnaast ben ik ook naar veel congressen geweest in verschillende landen, zoals Amerika en Zwitserland. Naast onderzoek doen, geef ik ook les op de universiteit van Warwick: Italiaanse taal en cultuur aan tweedejaarsstudenten van verschillende opleidingen.’
‘Op aanraden van een docente had ik gesolliciteerd voor deze open promotieplek. Ik was er toen ik solliciteerde niet zo veel mee bezig, omdat ik vooral bezig was met het afronden van mijn dubbele master. Op een open promotieplek kan iedereen solliciteren, maar wel moet je een docent aanschrijven op de universiteit die jou wil begeleiden en moet er vanuit de opleiding, in mijn geval Italiaans, interesse zijn voor jouw onderzoek.’
‘Ik ben blij dat ik zowel Italiaans als Geschiedenis heb gedaan. Het studeren van een taal opent letterlijk andere mogelijkheden, niet alleen het lezen van een taal en het bekijken van films in een andere taal, maar ook heb ik het gevoel dat ik mij makkelijker aan andere culturen kan aanpassen. De studie Italiaans was in Amsterdam zeker niet zomaar een talenschool: vanaf het begin leer je al op een kritische en autonome manier onderzoek te doen, zelfstandig en met je eigen ideeën. Dat is in het begin uitdagend, maar dat maakt promoveren vanuit je studie gemakkelijker. Het onderwijs is in Engeland bijvoorbeeld een stuk schoolser. Door de combinatie met Geschiedenis pas ik nog steeds een geschiedwetenschappelijke onderzoeksmethode toe. Door deze andere aanpak kan ik andere perspectieven bieden dan een literatuurtheoreticus, wat zeker een pluspunt is.’