Persoonlijke informatie
Ik heb psychologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en ben in 1999 (cum laude) afgestudeerd aan de Rijksuniversiteit Leiden (afstudeerrichting Persoonlijkheidsleer).
Tijdens mijn opleiding heb ik me gespecialiseerd in Sportpsychologie en na mijn afstuderen heb ik in het bedrijfsleven gewerkt en daarnaast een sportpsychologiepraktijk opgezet onder de naam Weltevreden Sportpsychologie. Ik heb gewerkt met sporters uit een groot aantal sporten, waaronder basketbal, zwemmen, schaatsen en tennis. Voor de KNLTB verzorg ik sinds 2004, samen met Ivo Spanjersberg, de mentale training voor de jeugdselectie en voorlichting voor de ouders van talentvolle spelers. In december 2015 is het boek Slagen: tips voor tennisouders verschenen met adviezen voor tennisouders.
Vanaf 2005 ben ik docent sportpsychologie bij de Universiteit van Amsterdam. Ik geef verschillende cursussen over sportpsychologie en begeleid mastertheseonderzoeken en stages.
Sinds 2010 ben ik hoofd van de mastertrack Sport- en prestatiepsychologie. Binnen die track specialiseren studenten zich in de psychologie van van presteren. De track beslaat het vierde jaar van de opleiding psychologie en is opgebouwd uit vier vakken, een stage en een afstudeeronderzoek. Meer informatie is te vinden via deze link.
Ik ben contactpersoon voor de Basisaantekening Sportpsychologie (BASP). Die aantekening kun je krijgen bij je masterdiploma, als je 30 ecs hebt besteed aan onderwijs op het gebied van sportpsychologie. Zie voor meer informatie deze link.
Mijn onderzoek gaat over de vraag waar de motivatie van sporters door bepaald wordt. Verder heb ik belangstelling voor vraagstukken rondom talent, de rol van ouders, zelfvertrouwen en eigenwaarde en de vraag wat iemand een goede sportpsycholoog maakt.
Onderzoek
Mijn onderzoek richt zich op de vraag waar motivatie vandaan komt. Inmiddels weten we dat er verschillende soorten motivatie zijn, die niet allemaal even goed zijn. Ik probeer te achterhalen waar de ‘goede’ soorten motivatie vandaan komen.
Een manier om naar motivatie te kijken is via doeloriëntaties. Je kunt onderscheid maken tussen twee doeloriëntaties, namelijk de performance-oriëntatie en de mastery-oriëntatie. Mensen met een performance-oriëntatie voelen zich succesvol als ze beter zijn dan anderen. Mensen met een mastery-oriëntatie voelen zich succesvol als ze iets leren of ergens beter in zijn geworden.
Volgens de theorie worden doeloriëntaties veroorzaakt door de overtuigingen die mensen hebben over de maakbaarheid van vaardigheden. Als je gelooft dat je alles kunt leren als je maar je best doet, zul je mastery-georiënteerd worden. Als je gelooft dat sommige mensen van nature beter zijn dan andere dan zul je -volgens de theorie- performance-georiënteerd worden.
Deze overtuigingen (bekend als Implicit theories of ability en ook wel onder de term Mindset) lijken ook een rol te spelen in sport. Iemand die denkt dat hij geen talent heeft voor een sport zal zich heel anders opstellen dan iemand die gelooft dat iedereen goed kan worden in een sport door training en oefening.
Inmiddels is duidelijk dat deze overtuigingen maar voor een klein deel bepalen welke doeloriëntatie iemand heeft. Die hangt daarnaast af van hoe ouders met hun kind omgaan (of: om zijn gegaan), de stijl van de coach en waar iemand zijn zelfwaarde aan ontleent (contingentie).
Mijn promotoren zijn Annelies van Vianen en Edwin van Hooft.