Ik ben opgegroeid in een dorp op de Veluwe, maar heb desondanks mijn studie Geschiedenis aan Universiteit Utrecht succesvol afgerond (2018, cum laude) met mijn afstudeerscriptie over landconflicten en burgerschapsontwikkeling in de late negentiende eeuw onder Russische boerenkolonisten in Basjkirië, een grensregio in de zuidelijke Oeral. Voor ik me op Rusland richtte, hield ik me veel bezig met Oost- en Zuidoost-Azië, maar vooral Nederlands-Indië. Die geschiedenis blijft altijd een deel van mij.
Je zou kunnen zeggen dat ik geïnteresseerd ben in het platteland in de breedste zin van het woord. Ik vind het fascinerend hoe zaken als imperialisme en kolonialisme, economische en bestuurlijke integratie en modernisering tot uiting komen in agrarische veranderingen. Landbouw en het leven op het platteland zijn immers geen neutraal gegeven, maar zijn door en door politiek. Ik bestudeer de veranderingen van het politieke systeem in het Russische rijk na 1861 door de zogenaamde landkwestie, ook wel ‘agrarische kwestie’ of ‘boerenkwestie’ genoemd, te zien als een arena waar allerlei mensen en belangen botsten en samenkwamen. Dat doe ik in de Baltische provincie Livland en in de grootste provincie van Basjkirië, Oefa.
Naast mijn onderzoek naar de politiek in het oude Russische rijk, schrijf of spreek ik ook over de (veranderende) politiek in Rusland onder Poetin.