Alumnikring Psychologie
Nadat ik op mijn 19e het gymnasium in Enschede afrondde, vertrok ik voor een jaar naar Zuid-Engeland. Daar werkte ik op een kostschool voor kinderen die in een instabiele thuissituatie verkeerden en daardoor uit huis geplaatst waren. Op die school was ik één van de teamleden. Het aparte van die school was dat deze werd geleid door nonnen; ik kreeg er een soort Sound of Music gevoel van. Ik denk dat gedurende het jaar op deze school de kiem werd gelegd voor mijn keuze voor de studie psychologie. Ik stelde mijzelf allerlei vragen, waaronder: ‘Wat is de oorzaak van hun problemen?’, ‘Wat is nou het gevolg van nature en wat juist van nurture?’ en “Wat helpt deze kinderen, hoe kunnen we ze op weg helpen?” Door deze ervaring en de vragen die ik mijzelf hierover stelde, koos ik uiteindelijk voor de studie Psychologie.
Ik denk inderdaad dat ik de keuze voor Engeland heb gemaakt vanuit een interesse die al bestond en vanuit de wens een steentje bij te kunnen dragen aan de kwaliteit van leven van deze kinderen. In die zin heb ik denk ik goed geluisterd naar wat mij echt interesseerde en boeide.
De keuze viel denk ik vooral op de UvA, omdat ik Amsterdam een heel mooie stad vond. Ik woonde in mijn studietijd vlakbij Roeterseiland, aan de Weesperstraat. Als ik naast het studeren tijd had, ging ik naar de film. Ik werkte toen bij bioscoop The Movies in de Haarlemmerstraat en het voordeel daarvan was dat ik alle bioscopen in Amsterdam gratis kon bezoeken. Mijn tijd in Amsterdam is ontzettend leuk geweest; alleen al het volgen van de colleges in de Oudemanhuispoort was een hele ervaring. Ik denk nog regelmatig terug aan mijn studententijd en kijk er met een fijn gevoel op terug. Sowieso ben ik dankbaar dat ik van zulke gerenommeerde professoren les heb mogen hebben.
Twee docenten die veel impact op mij hebben gehad, zijn Nico Frijda en Jaap van Heerden. Nico Frijda was een hoogleraar, gespecialiseerd in menselijke emoties, die onvoorstelbaar goede colleges gaf. Hij begon zijn colleges altijd met het stellen van een vraag, waarvan de meeste mensen op voorhand dachten dat ze wel wisten hoe het zat, maar waarover hij zelf aangaf het werkelijk niet te weten. Hij stelde je rechtstreeks een vraag, zoals bijvoorbeeld: ‘Waarom huilt een mens?’, ‘Waarom zijn er eigenlijk tranen,’ of ‘Wat is heimwee?’ We gingen dan rechtop zitten en realiseerden ons dat ook wij het antwoord eigenlijk ook (nog) niet echt wisten, waardoor er levendige discussies in de collegezaal ontstonden. Met deze vragen opende hij mijn ogen, wat mij uiteindelijk heel erg heeft geënthousiasmeerd voor het vak.
De tweede docent, Jaap van Heerden, heeft ons tijdens zijn colleges regelmatig een spiegel voorgehouden: Hoe weten we eigenlijk iets zeker? Welke kennis is betrouwbaar en valide? Hoe stellen we dat vast? Daarnaast vond ik hem een humoristische man en waren zijn colleges ook ontzettend geestig. Ik herinner me nog goed zijn pleidooi dat we eigenlijk ontzettend blij moesten zijn dat het leven geen zin heeft. Want stel je toch eens voor dat we een levensopdracht zouden hebben. Hij belichtte ook de rol van wetenschappelijke methoden als manier om op systematische wijze data te verzamelen. Want ons brein is feilbaar. Mensen zijn over het algemeen geneigd om op basis van enkele feiten snelle en - niet altijd juiste - gevolgtrekkingen te maken. Een onderwerp dat Daniel Kahneman ook heeft uitgewerkt.
Beide hebben een stempel gedrukt op zowel mijn loopbaan als denkwijze. Op dit moment ben ik bijvoorbeeld directeur behandelzaken bij Mentaal Beter en Opdidakt. In het afgelopen jaar hebben we de manier waarop intakes worden gedaan aangescherpt. Daarbij hebben we bij de keuze voor een model rechtstreeks gebruik gemaakt van het gedachtegoed van Daniel Kahneman rondom het intuïtieve, automatische denken (systeem 1 denken) versus het wetenschappelijke, kritische denken (systeem 2 denken). Zo hebben we nu afgesproken dat er twee momenten zijn waarop we goed naar de problematiek van een cliënt kijken, kritische hypotheses formuleren en checken of het klopt wat we denken te zien. Eigenlijk komt elk stukje van het intakeproces even onder het vergrootglas. Het uiteindelijke doel hiervan is om te streven naar een zo groot mogelijke uniformiteit in de kwaliteit en uitvoering van zowel het diagnostisch als behandelproces. Binnen de context van een ggz-instelling zetten we op die manier methodologische kennis in. Daarnaast heeft Jaap van Heerden mij al vroeg gestimuleerd om stukjes te schrijven. Hij zei altijd: ‘Je moet gewoon klein beginnen en iets op papier zetten. Als je genoeg oefent, lukt het vanzelf.’ Schrijven heb ik eigenlijk mijn hele loopbaan gedaan en het geeft mij veel voldoening om op deze manier een bijdrage te leveren aan debatten binnen het ggz-veld over belangrijke thema’s. De kiem daarvoor heeft hij destijds gelegd.
Heel veel debatten gaan mij aan het hart. Het belangrijkste voor mij is op dit moment dat je ziet dat heel veel jongeren zich aanmelden bij de ggz met ADHD-achtige klachten. De vraag die we ons als samenleving als geheel moeten stellen is: welke factoren dragen eraan bij dat zoveel mensen hier op dit moment tegenaan lopen? Laten we vooral als maatschappij hierop een antwoord formuleren.
Ik ben begonnen in de wetenschap, met een promotie aan de Vrije Universiteit. Op een gegeven moment voelde ik dat ik dichter bij de praktijk aan de slag wilde om impact te maken en maakte ik de overstap naar het Trimbos Instituut, waar ik ruim elf jaar heb gewerkt. Daar merkte ik dat het goed bij mij aansloot om in de driehoek van beleid, praktijk en wetenschap te werken. Uiteindelijk wilde ik toch nog iéts dichter op de praktijk, waar ik nu uiteindelijk als directeur behandelzaken binnen de ggz werkzaam ben. Als ik tot nu toe terugkijk op mijn loopbaan, ben ik dus van puur wetenschappelijk uiteindelijk helemaal overgegaan naar de praktijk. Daarmee kom ik ook op het advies wat ik studenten mee zou willen geven.
Ken je de speech van Steve Jobs, die hij gaf bij een afstudeerbijeenkomst van Stanford University in 2005? In die speech gaf hij als advies dat het belangrijk is om je hart te volgen en alle kennis of ervaringen op te doen die in het verlengde van je passie liggen. Als je later terugkijkt op je loopbaan, kun je uiteindelijk alle dots connecten en zal je zien dat deze ook allemaal op de een of andere manier met elkaar in verbinding staan. Je moet vooral vertrouwen hebben dat je in de keuzes die je maakt uiteindelijk – in al die dots – een samenhang zult ontdekken, ook als je die op het moment zelf niet altijd ziet. Mijn advies is dan ook: volg vooral je passie, dan komt het goed.
Ja, die zie ik zeker. Ik begon te werken met kinderen en jongeren op een school in Engeland, waarbij ik het verschil wilde maken in hun kwaliteit van leven. Nu, meer aan het eind van mijn loopbaan, lever ik opnieuw een actieve bijdrage aan de kwaliteit van de zorg voor kinderen en jongeren met psychische problemen. Alle tussenliggende ervaringen dragen bij aan mijn missie op dit gebied en alle mensen die ik ben tegengekomen hebben mijn denken gevormd.
Tekst: C.L.V. Staal