Hij ging studeren om iemand anders te worden
Maar dat had ik niet op die manier kunnen verwoorden toen ik me als zeventienjarige op een septemberdag in 1995 met aarzelende tred meldde op de befaamde Oudemanhuispoort, waar zich toen nog de Faculteit der Rechtsgeleerdheid bevond. Sterker nog: hoewel ik aan een veelbelovend hoofdstuk van mijn leven begon, verzette ‘mijn oude ik’ zich er nog tegen: ik was weggebleven van de kennismakingsdagen en had de collegegids niet één keer opengeslagen, zodat ik geen idee had wie of wat mij te wachten stond in het statige pand aan de Oudezijds Achterburgwal.
Hier ben je niet de jongen uit de Bijlmer, zei de stem
De studie Rechten bleek zo’n massale studie, dat ik me de eerste weken verloren voelde in de deinende massa, die niet alleen intimiderend groot was, maar ook mistig. Want tot mijn afschuw werd er gerookt in de hal, die blauw zag van de paffende studenten waardoor ik me kuchend een weg moest banen naar de collegezalen.Ik deed de eerste dagen instinctief wat ik in de jaren daarvoor altijd had gedaan: ik trok me terug, net als op de middelbare school, waar ik in de brugklas ‘schoonmaker’ werd genoemd door klasgenoten, en me geketend had gevoeld. En ik voelde me die eerste dagen een buitenstaander, net als in de Bijlmer, waar ik ben opgegroeid, maar die ik na de intredende verloedering wilde ontvluchten. Over die periode schreef ik de roman Wees onzichtbaar. Maar op de Oudemanhuispoort was er ook ineens een stem in mijn hoofd die mijn toen zeventienjarige ik toesprak, die zei dat dit de kans was om alles anders te doen. Hier ben je niet de jongen uit de Bijlmer, zei de stem. Hier ben je niet ‘de schoonmaker.’ Hier kun je iemand worden die socialer en toegankelijker is dan de bedeesde jongen die je in Amsterdam-Zuidoost altijd bent geweest. Met de studie Rechten hield ik me dat eerste half jaar nauwelijks bezig. De stof was gortdroog en boeide me nauwelijks, want ik voelde: mijn leerschool gaat niet over het recht, maar over de mens.
In de studiezaal, waar ik dagelijks zat, bestudeerde ik niet mijn studieboek maar mijn medestudenten, die zich fanatiek over hun wetboeken bogen en ogenschijnlijk niet konden wachten om in toga voor een rechter te verschijnen, een gedachte waarvan ik gruwde. Als ik eerlijk ben dacht ik toen niet dat ik het in me had om de studie Rechten ooit met succes te voltooien. Ik meende dat het te hoog gegrepen was, maar voor de vorm waagde ik toch een poging omdat het de grote wens van mijn ouders was dat ik een universitaire studie zou afronden. Ik had alleen geen idee wat ik wilde studeren, dus toen mijn vader me adviseerde om voor Rechten te kiezen, bevrijdde hij me van een lastige keuze.
Mijn jaren op de Oudemanhuispoort zal ik voor altijd koesteren
Al snel ontmoette ik een groep gelijkgestemden met wie ik lange dagen op de faculteit doorbracht: we studeerden en aten samen. En de Oudemanhuispoort werd een soort tweede huiskamer voor mij. Ondertussen werd de stem die mij ooit had ingefluisterd dat ik schrijver wilde worden, steeds luider. Met de komst van het internet, eind 1996, werd mijn schrijfkoorts alleen maar aangewakkerd: ik stuurde lange e-mails naar vrienden, die uitmondden in kleurrijke verhalen. En toen ik in mijn derde jaar begon te schrijven voor het studentenblad Pelge, vond ik voor het eerst een publiek voor mijn korte verhalen, en ontving loftuitingen die mij sterkten in de overtuiging dat ik op een dag schrijver kon worden.
In 2001 ging ik via een uitwisselingsprogramma een half jaar in San Francisco studeren. Het werd een magische ervaring die me in zoveel opzichten vormde, dat ik op dit moment een roman schrijf die zich er afspeelt in dezelfde periode. Veertien jaar lang heb ik na mijn studie als jurist gewerkt, en ik heb er altijd naast geschreven: het gaf me lucht, en voedde mijn creativiteit en droom. Het juridische werk voelde immer als een bijbaan, iets wat op termijn moest wijken voor het grote doel: leven van het schrijven. Drie jaar geleden ben ik voorgoed gestopt als jurist en sindsdien schrijf ik fulltime. Als ik het over mocht doen, zou ik nooit Rechten studeren. Maar mijn jaren op de Oudemanhuispoort zal ik voor altijd koesteren.